Het blank heelal(1908)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 170] [p. 170] De Engel Ik heb de kerken forten en paleizen Van 't menschvolk opgezocht: een engel Gods Dreef ik tusschen de torens toen mij plots Een mensch bemerkte: ik zag zijn blikken peizen Hoe 'k hing voor het gesternte en leek te deizen. De nachthemel bleef stil en geen geklots Van de eeuwge stralenzee drong door: - zijn trots Bewoog het lokkig hoofd na mijn verreizen. Alleen mijn oogen glansden: omziend zag Hij die nog eens: hun blik trof hem het hart. Toen sliep hij. En voortaan, bij nacht bij dag, Bij klokgelui, kanongedreun, fanfaren, Bij 't roepen van de markt, in weelde en smart, Ziet hij mijn oogen onafwendbaar staren. Vorige Volgende