Het blank heelal(1908)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 137] [p. 137] Op de Hil De duinrug rijst uit zee en van de dorens Die in bleek loof oranje bessen dragen Glooit naar het dorpje 't groene en vlakke veld. De pijlpuntspits steekt op de plompe toren's Vierkante wanden uit: de roode daken Liggen boersch-goedig door elkaar geheld, Maar 't groen dringt om en door het dorp als tuilen. Dan golft de grond: uit heuvlingen en kuilen Spreidt zich die boomgroei landinwaarts: mijn oogen Gaan door dat paradijs zoo vrij en veilig. Verborgen schijnt elk hoekje: minnaars mogen Er dwalen: hun vertrouwlijkheid houdt heilig De dichtbegroeide streek. En nog meer zekers Groeit door 't bewustzijn dat op woud van brekers De zee raast die de duinkaap houdt omtogen. Vorige Volgende