Het blank heelal(1908)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 119] [p. 119] Idyllen [pagina 121] [p. 121] De Eene Twijg In 't bosch waar alle boomen botten Ben ik gegaan toen de eene twijg Afzijds gegroeid in 't moer moest rotten Als straks liaangroei haar omrijg' En klemm' en nijp' in zuigende armen, En in mijn hart bad ik: erbarmen Dat de afgrond niet dien heemling krijg'. Toen rees de zon: een kracht door de aren Van 't hout zwol aan en sneller schoot Dan 't krinklend kruid, van stam tot blaren, Een lijn, een boog, die spande en sloot Mijn twijg zijn stam naarboven nader, En 't ruischte in mij: heb dank o Vader, Schoon leven redt ge uit lagen dood. Vorige Volgende