Het blank heelal(1908)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] II Ik heb u nooit naar waarde liefgehad Mijn arme wonden-volle Man van Smarten: Hoe glanst uw lijf, gehangen voor den zwarten Verbolgen hemel, naar de zondge stad. Nu ben ik zelf als gij en heb gevonden Dat geen heelal is dan waar gij in woont. Hebben zij u met doornen niet gekroond En om een rietstaf niet uw hand gewonden Alleen opdat elk zien zou dat gij stierft Een Koning, maar niet een alleen van Joden, Doch van ons allen die verslagen vloden Daar 't donker werd toen gij het daglicht dierft? Vorige Volgende