Het blank heelal(1908)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] III Buig u, o mijn zielsbeminde, Naar het woord dat ik misgun Aan wie zienderoogen blinde 't Beeld niet zien al toon ik 't hun. 't Is geen weergalm, maar een wezen, Diep in 't hart mij losgeraakt, Lippen mogen 't luchtig lezen Maar een machtge vorm ontwaakt, Die als een dier reuzengeesten In 't arabisch nachtverhaal Voor u oprijst dat ge vreest en Vruchtloos teeken zoekt of taal [pagina 39] [p. 39] Om hen weer omlaag te bannen In den bodem, in de zee, Wondre vrouwen, wreede mannen, Maar hulpvaardig en gedwee Zoo de rechte daad gij dede Of hun noemt den rechten naam - U te dienen zijn zij reede, Schatten dragen zij u saam. Zulk een geest komt uit mijn woorden Tot u en gij vindt in 't hart Daad en naam en, graag-bekoorde, Deelt hij wat verborgen werd. Vorige Volgende