Het blank heelal(1908)–Albert Verwey– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] IX Gij die met schijn van liefde en menschenmin Komt tot de schare en zegt: hier is uw heil - Gij zijt de Vijand. Want gij hebt den knaap Die zong, verjaagd, tot hij in eenzaam oord Zichzelf niet meer vertrouwde en meende dat Een pij, een harig kleed, hem, dichter, zou Omvormen tot een boetprofeet, - zijn stem, De klare en schoone die zoo zielsblij klonk, Hebt gij vergroofd door 't leed: de boetpsalm heeft En 't marktgeschrei geklonken uit zijn keel. En als ikzelf hem niet gered had, ik, [pagina 25] [p. 25] Die Prins van Zang ben en de oeroude grot Bewoonbaar maakte en 't zuilige paleis Weergalmen deed van snarenspel, ikzelf Die volken dansen deed en steden stiet In puin door 't hupplen van mijn ritmen, ik Die kathedraal orgel-doorvlaagd en wei Vol dartlend vee gelijklijk liefheb, - waarlijk Hij waar' gestorven, maat-loos, een orkaan, Een chaos van gemeene menschheid, hij Mijn zoon, maatvolste en lieflijkste in den rei. Vorige Volgende