Memoriaelbouck. Dagboek van gebeurtenissen te Haarlem van 1572-1581
(1973)–Willem Janszoon Verwer– Auteursrechtelijk beschermdDagboek van gebeurtenissen te Haarlem van 1572-1581
[pagina 186]
| ||||||||
Ga naar margenoot+Anno 1577 Geschiedenisse des benautheijts Haerlem.
| ||||||||
[1 Januari 1577]Jannuarius 1577. Op den eersten dach Januarii tsavonts hebben die burgers ende scutters van Haerlem haer intre gedaen om te wacht te gaen. Zij bewaerde het Stadthuijs ende voorts aen St. Katherin en de Lange brug; die poorten en mochten sij snachs niet crijghen, maer dachs wel. Omtrent dese tijt binnen Haerlem golt een sac tarwe ses gulden, een sac rog drie gulden. | ||||||||
[2 Januari 1577]Ga naar margenoot+Januarii 2 geordineert tot een seckere tijt, dat men anders geen broot mosten backen dan halif rog ende garst. Omtrent dese tijt quamer geen visch binnen Haerlem doert impediment van die Geusen. | ||||||||
[3 Januari 1577]Den 3 Januarii is die schout met die burgemeester thuijs gecomen, die het jaer voerleden uutgetrocken waren. Op desen dach zijn die soldaten, die van Coenincx wegen tot Sparendam lagen, an die Geussen gegaen ende al vrinden onder den anderen. Hooch water, doer storim van wint bracken die dijcken doer. | ||||||||
[7 Januari 1577]7 Januarii die schout met Mr. GhisbrechtGa naar voetnoot493 zijn in commissie nae die Staeten van Hollant ende Zelant tot Delft getrocken, van stadts wegen. | ||||||||
[pagina 187]
| ||||||||
hebben haer daer starick gemackt, maer thuijs ter Hert zijn sij bliven leggen een deel daghen. Ga naar margenoot+Een licent schuijt isser ingecomen met victalie van Alcmaer; daer en was binnen Haerlem geen zeep te crijgen. Men mocht gheen hoger bier brouwen dan van 30 stuvers maer ten duerden niet lang. Op desen dach zijnder seckere schuijten van Amsterdam gecomen binnen Haerlem, die 14 daghen daer gelegen hadden; zij en wouden niemant laten passeren op Haerlem. | ||||||||
[11 Januari 1577]Den 11 Jannuarii. Op desen dach zijn Coenincx soldaten nae Utrecht getrocken, die dus lang te Leprosen gelegen hadden. Op desen dach is Claes Janss. burgemeester met noch ander gedeputerden van stadtswegen nae Utrecht getrocken doert scriven van die graef van Bossu nopende die saecken der stadtGa naar voetnoot494. | ||||||||
[17 Januari 1577]17 is die biscop van Haerlem met Mr. Ghisbrecht nae die Prince van Orangen getrockenGa naar voetnoot495. Backershuijsen met haer ovens worden opengebroocken om broot te hebben van die soldaten. Ga naar margenoot+Op den 17 tsavonts namen die Walen het stadthuijs in ende wouden daer die wacht hebben met die burgers, maer het worden belet doer thusckensprecken van die capiteijnen aen beijde zijde. Dese nacht bleven die burghers daer noch. | ||||||||
[18 Januari 1577]18 Jannuarii die soldaten hebben meuterij gemackt om gelt. Alle die burghers huijsen worden bescreven, hoeveel personen, datter binnen waren jonc ende out, om daernae het broot te distribueren. Twe sac garst tegens een sac rog most men laten backen, omdat het strecken souden. Met stadtsclock gepubliceert, dat alle diegeen, die cooren int stroo had- | ||||||||
[pagina 188]
| ||||||||
den, dat zijt uut soude dorsen, op die verboerte vant cooren, binnen drie daghen. Monsr. Mammerzelle is op desen dach na Utrecht getrocken, om gelt voer die soldaten. Twe Geusen scepen zijnder gaen leggen aen die seve molens, om toe te sien, datter geen victalie soude comen binnen Haerlem. | ||||||||
[20 Januari 1577]Den 20 Jannuarii is Claes Janss. burgemeester thuijs gecomen. Een sac tarwe om seve gulden op dese tijt, een sac rog een nobel. 24 Monsr. Mamerzelle thuijs gecomen van Utrecht met wat gelts, elck soldat ontfing den 25 Jannuarii een halive daelder. 26 worden die burghers gedwongen in stadt te bliven van die capiteijnen, niet wetende oorsac waerom, dan zij hadden ons goetcoop. | ||||||||
[27 Januari 1577]Ga naar margenoot+Jannuarii 27 daer waren een deel boeren rotten geordineert bij burgemeesteren, omdat die scutterie niet starick en was van volck om mede te wacken snachs. Maer als sij ses of seven nachten gewackt hadden, mosten zij niet meer wacken van die capiteijnen, bijsonder van monsr. Lammerzele, want min dochten, dat zij vervaert waren van die vorcken of dat die burgers te starick waren. | ||||||||
[28 Januari 1577]28 Jannuarii is die bischop thuijs gecomen met die schout, maer die burgemeestersGa naar voetnoot496 is achtergebleven, maer quam een deel daghen nae. | ||||||||
[6 Februari 1577]6 met trommelen omgeslagen, dat die soldaten gheen broot mosten halen tot die backers, maer daer en worden niet op ghepast. In alle burghers ende ingeseten worden ghevracht doer seckere personen, wat coren of garst zij in huijs hadden, om het rummor van die soldaten te schouwen. Desen nacht hebben alle die soldaten gewackt om het rommoer vant broot. | ||||||||
[pagina 189]
| ||||||||
[9 Februari 1577]9 Februarii is die biscop van Haerlem met Lammerzelle nae Utrecht getrocken om die benautheijt te kennen te geven. Ga naar margenoot+9 Februarii op desen dach, alzoe alle nachs die soldaten tegens die burgers opstonden an die schiltwach, zoe is haer van die overheijt ontboden thuijs te bliven tot wederseggen om vredes willen. Die soldaten hebben alle nachts groote schade gedaen in huijsen te brecken ende koeijen te stelen. | ||||||||
[11 Februari 1577]11 Februarii hebben die Geusen die clock te Leprosen, tot Santfort, Sparwoude uut die tooren ghehaelt ende wechgevoert. Item snachs sinder Mombecks soldaten binnen Haerlem gecomen, die dus lang op het huijs te Heemstede gelegen hadden ende al op die burghers hals ende op thuijs bleeft wat volix leggen. Doer bevel van burgemeesteren zijn die scutters op het huijs met die trappen snachs gegaen om te wacken, maer capiteijn Simion en wilden haer geen los geven, zoe bleven zij daer sitten. | ||||||||
[12 Februari 1577]12 Februarii is die schout van Haerlem in commissie nae Brussel getrocken van stadtsweghen. Nu worden die soldaten van Mombeck geforreert onder die burghers. Desen nacht worden veel burghershuijsen bewaert van die soldaten, sommighe met 12 soldaten, barrende lont en doer vrese. Zij riepen: die burghers willen ons die kel of stecken, daer zijn al te veel Geusen in stadt, anders niet dan die burghers te quellen. 14 Nu quammer redelickx broot te coop, want men riepen, dat die soldaten vertrecken souden. | ||||||||
[18 Februari 1577]18 Februarii is Mammerzelle met wat gelts thuijs gecomen. Daer en quam geen zeevisch noch in 14 niet gheweest en hadden, meervisch most men met gelt opweghen. Ga naar margenoot+Omtrent dese tijt wast die backers verboden, niet mer te backen, om datter zoeveel garsten broot was voer die soldaten op voerdel gebacken. Ende die grant provost hadden wel ses hondert garsten broden binnen zijnen huijse voer die soldaten ende niet voor burghers, mer die soldaten en wildent niet eeten. Die van die burghers mochten dat haelen tot dat het op was, anders en mocht men niet backen; dan die soldaten cregen buscuijt ghenoch. Die wacht wort gans verlaten totdat die soldaten vertrocken, want zij en accordeerden niet met haer. Den eersten dach van die vastenGa naar voetnoot497 wasser gheen visch te crijghen, dan | ||||||||
[pagina 190]
| ||||||||
wat meervis. Acht cleijne braseckens worden gelooft om negen stuvers, die men om een stuver plechten te copen. Een seetcken spirins om ses stuvers, die men om een cleijn penning plecht te copen. | ||||||||
[21 Februari 1577]21 Februarii beghonsten die backers wederom garsten broot te backen. Elck soldaet cregh thien buscuijten onder zijn faendel, die goede soldaten hadden, cregen broot. Daer is ghepubliceert, zoe wije ten achteren was aen Monsr. Nammerzelle, dat die burghers bij hem soude comen. Men sout ze betalen ende zoe wie pant hadden van die soldaten, dat men bij Lammerzelle zoude comen. Men soude die burghers tevreden stellen. Daer en volgeden anders niet nae dan quaede ende spijtinghe worden, daer quam te veel clachs. | ||||||||
[25 Februari 1577]25 Februarii die Geusen, die aen die seve molens lagen, hebben een tonne biers of twe tot die Leprosen gebracht, om aldaer te drincken. Een ijghelic uut der stadt isser gaen wandelen. Die soldaten van der stadt zijnder mede gegaen zeer starick. Die Geusen waren zeer droncken. Zij creghen worden onder malcanderen. Daer isser veel aen die Geuse zijde doot gebleven ende veel gequest. Des stadts soldaten sinder mede een deel gequest ende doer dit rummor quamer noch een scip bij die seve molens leggen sander dachs vol scutten. Ga naar margenoot+Des stadts soldaten hebben alle ghelick snachs moeten wacken met ses faendelen. Die vres des Heeren wasser in. | ||||||||
[28 Februari 1577]28 Februarii is die schout, Mr. Ghisbrecht, een secretarius van die graef van Bossu binnen Haerlem gecomen smorgens nae ses uuijren, met grote blijschap, want die trommelen worden gheslagen, dat zij des sander dachs haer gereet zouden macken, om te vertrecken. Een broot, dat men coften om een rijael, op desen dach om een stuver ende minder gegeven. Inde dese benauden tijt lieten die burghers, rijck ende arm, haer alle daghen met scepckens nae Sparendam voeren ende haelden daer broot, die schamele om Godts wille, die rijcken om gelt ende met een paspoort van die capiteijnen van Sparendam, anders wordet haer wederom benomen. Ende hadden die van Sparendam gheen genaden gedaen bij die burghers, sonder twiffel, daer souder veel van honger vergaen hebben, asser noch vergaen zijn veel van die schamele, die haer onderhilden met potgeboling ende goort, bonen. Die burghers liepen nae Catwijck, Noortwijck, Wijck op Zee, Santfort om | ||||||||
[pagina t.o. 190]
| ||||||||
13. Na de kapitulatie van de stad vonden op de Grote Markt en elders terechtstellingen plaats (M. Aitsinger, Leonis Belgici descriptio).
| ||||||||
[pagina t.o. 191]
| ||||||||
14. Een grote ramp trof Haarlem nog eens toen in de nacht van 22 op 23 oktober 1576 een groot deel van de stad door brand verwoest werd. Deze kaart van Thomas Thomasz. uit 1578 geeft het vernielde gedeelte duidelijk aan.
| ||||||||
[pagina 191]
| ||||||||
broot ende brochtent al heijmelick in. In dese benautheijt wasser redelick booter, casse, vleijs, speck, ghequarent goort redelick te crijghen om gelt, maer gheen broot dan garstenbroot, want die garst was overvloedich in stadt. Dachs nae S. AgnietGa naar voetnoot498 worde S. Janspoort gesloten ende den 24 Februarii wederom opghedaen, want het was den eersten Sonnendag van die somer. Daer zij in dese benaude tijt veel burghers kinderen naet Noorderquartier ende nae den Zuijden vertrocken, om gheen honger te lijden. Ga naar margenoot+Die lasten, het ghewelt, die scatting, dat die burghers gheleden hebben en is niet om scriven, van die capiteijnen ende soldaten, want zij waren boven burgemeesters want zij waren die slotelen quijt. Hoe die soldaten die burghers, burgarssen gequest hebben, gesmeten hebben, gestolen hebben ende anders ghewelt en is niet om scriven. | ||||||||
Op den eersten maert toen men 77 screven
| ||||||||
[pagina 192]
| ||||||||
Prima Mertii hebben die burgemeesters van haerentweghen eerst die poorten laeten openen, dat zij niet gedaen en hebben sint het jaer 1572. Desen nacht hieran hebben die burghers snachs die wacht ghehadt ende dubbelde wacht opt stadthuijs. Als die soldaten scampten en wasser van stadtswegen gheen 25 mant turff. Als nu die soldaten doer Sparendam waren, zijnder veel schepen doer Haerlem gepasseert ende daer quam van als ghenoch te cope. Nae dit vertreck der soldaten quamen die uuijtlanders binnen Haerlem, die dus lang int Noorderquartier ende in den Zuijden ende op ander quartieren gheseeten hadden. Naemiddach is capiteijn HellingGa naar voetnoot499 van Sparendam met Claes Ruijchaver binnen Haerlem gecomen. Die burghers hebben met vliegende faendel ter wacht ghecomen. | ||||||||
[5 Maart 1577]Ga naar margenoot+5 Mercii tsavonts int lof isser een Geus met een monansicht in die kerck gecomen ende zij stelden altemet die pipen. Om dese saeck worde die Grote Kerck gesloten ende die twe dooren int Westen stonden maer open, tot een deel daghen toe. Ende hij worde gheapprehendeert. | ||||||||
[7 Maart 1577]7 Mercii isser gepubliceert met stadts clock van zijn Exc. wegen, dat nu voerdan het gelt soude gaen als int Noorderquartier ende in den Zuijden. Omtrent dese tijt hebben die burgemeesters hellebardiers geordineert, die achter haer souden gaen ende 14 april cregen zij haer sac ende worden afgedanckt. | ||||||||
[12 Maart 1577]12 het accordt thuscken zijn Exc. ende die stadt Haerlem van die Reformeerde kerck BackenesGa naar voetnoot500 is gepubliceert, dat men vredelick met malcanderen souden leven, dien den anderen niet te iniurieren. | ||||||||
[pagina 193]
| ||||||||
Nu worde Backenesser kerck opgheschickt ende alle ding uuijtghedraghen. | ||||||||
[23 Maart 1577]23 Mercii worden die scutterie op Stadthuijs omboden, voer den Raet ende voor Commissarissen vors., om mede den eedt te doen ende die ordinancie van die scutterie te onderhouden bij capiteijnen ende burgemeesteren gemackt. Daer worden gepubliceert, dat alle diegeen, geestelick of waerlick die zijn eedt niet betref en hadden, dat zij comen souden binnen drie daghen voer die Raedt op ghestraf te worden. | ||||||||
[24 Maart 1577]Ga naar margenoot+24 Mercii, welck was op een Sonnendach, is van den abt van St. Barnarsclooster in Brabant, Thomas van TijlGa naar voetnoot501 genampt, heeft eerste sermoen of predicatie gedaen binnen die reformeerde kerck Backeness. | ||||||||
[25 Maart 1577]25 Mercii is ons burgemeester Beckesten van Doort thuijs gecommen. Die oude catholicke religie worden in die Grote kerck ende in alle clooster solemnelick ghehouden met haer seremoniën ende die reformeerde Geus op haer ordinanci, alzoe datter nu op zijn papaws ende Geus dienst gedaen wort binnen Haerlem. | ||||||||
[13 Mei 1577]13 Meij isser een faendel Geusen doert believen van die Staten binnen Haerlem gecomen; sij mosten haer eijghen cost versien. Veel van die princen, staten ende secretarijzen zijn geforreert in die burghershuijsen op haeren costen ende niet tot onsen lasten dan slapen. Troggenbroot een oortgen opgheslagen 3 stuvers een oort min, cop booter een rijael. | ||||||||
[26 Mei 1577]Ga naar margenoot+Omtrent Pinster 26 Meij 1577 isser groot rummoer binnen Haerlem gheweest onder die burghers ende die Staten van Hollandt ende Zeelandt, want zij wouden die burghers beswaren met excijs op het bier ende op haer koeijen. Doert thuschensprecken van die ouste van der stadt, hebben zij malcanderen evenwel verstaen, alzoe dat wij noch niet en gaven ende daer waerender twe, drie van de principaelste vercosen, om nae die Prins van Orangen te trecken, dan worden die saeckt in sursanci ghehouden. | ||||||||
[pagina 194]
| ||||||||
Alle die burghers, die koeijen hilden, mosten haer beesten op laeten teijckenen tot den secretarius van de stadt binnen vier en twintich uren nae die publicatie. | ||||||||
[19 Juni 1577]Junius. Den 19 dach is capiteijn Appel met een faendel Neederlantze knechten voor Haerlem gecomen ende begherden in stadt te zijn, maer tijs hem niet toegelaten. Des sanderdachs is hij nae die Beverwijck vertrocken. Op desen dach zijn die collecteurs ofte pachters van de bieren binnen der stadt Haerlem gecomen met een briefcken tot die brouwers huijsen ende hebben haer voor ooghen ghehouden ende belast, dat zij gheen bieren uuijt haer brouwerie laten draghen souden sonder bijlet van de pachter, bijsonder die bieren, die buijten stadt ghinghen. Dit zijn die dorpen, die de Staten verpacht hebben binnen Haerlem, om excijs te geven: Beverwijck met die schans ende Wijck op Zee, Heemskerck, Noordorp, Velsen, Aelbersberch, die Santpoort, Schooten, Overveen, Heemstede ende die plaetze geleegen buijten die stede ende vrijheijt van Haerlem, Santfoort, Sparwoude met die schans ende thuijs ter Hart, die oostzijde van de Meer ende Rijck. Die collecteur is Jan van Leeck, burger der stadt Haerlem. Ga naar margenoot+Alzoe die soldaten op Sparendam gheen gelt en creghen van die Staten en hebben zij niet een scip, groot noch cleijn, willen laten passeren, alzoe dat die scepen binnen Haerlem wederom quamen, waerdoer die coopman groote schade leeden. Als dit acht daghen of wat meer geduert hadden, isser scriven tot Sparendam gesonden van Claes Ruijchaver ende sanderdachs lieten zij die schepen passeren ende repasseren, welck was den 24 Junii. | ||||||||
[20 Juni 1577]Op den 20 ende 21 Junii des Donderdachs ende vrijdachs den ganschen dachen die wint noortwest wesende, met ongestadighe stormen van wint, regen ende coude boven die natuer, daernae isser zeer groote undaci van water gecomen rontdom die stadt. Alzoe dat alle die beesten die int lach gingen, mosten in stadt ghehaelt worden, wout men haer leven behouden ende daerenboven hetselfde hoij, dat daer gemeijt is gewest ende op roecken stondt, gans bedorven ende wech met die wateren ghedreven, alzoe datter groote schade doer is gheleden ende dat doer inbrecken van die Velserdijck, daer nochtans dese tijt des jaers geen zorrich voor en was, want het St. JansmisGa naar voetnoot503 was ende het water stont op die straeten. Omdatter dus veel hoijs wechgedreven was ende die schade te groot was ende stont te sorghen, dat men geen hoij souden connen crijgen om gelt, soe isser binnen Haerlem gepubliceert, dat men gheen hoij uuijt die lan- | ||||||||
[pagina 195]
| ||||||||
den mosten voeren op die verboerte vant hoijscip ende gecorrigeert te worden. | ||||||||
[27 Juni 1577]27 Junii is die Prince van Orangien nae het Noorderquartier getrocken met zijn huijsvrouwe ende edeldom. Daer is binnen Haerlem met stadtsclock gepubliceert ende met trommelen omgeslaghen, dat die Geusen soldaten op lijfstraff niet in die Papauwenkerck mosten comen ende dat om haer quaet rigement, dat zij bedreven tegens die geestelickheijt. | ||||||||
[6 Juli 1577]Julii. 6 Julii. Alzoe datter alle daghen veel Engelzen in stadt quamen, die ofgedanckt waren, zoe zijnder door bevel van die Staten ende doer capiteijnen Helling geordineert, dat van zijn soldaten mede in die poorten souden sitten, om die Engelszen daeruuijt te houden, want die burghers hilden slappe wacht, maer snachs niet. Doen een root soldaten van een ander capiteijn op het rondél, nacht en dach. | ||||||||
[17 Juli 1577]Ga naar margenoot+Den 17 Julii des tsavonts zijn die Geusen binnen Haerlem met trommelen op die wacht gecomen ende hebben alle poorten ende bruggen beset nach en dach ende diet door toelaten van burgemeesteren die toelieten, dat zij wachthuijsckens souden maecken an alle poorten ende bruggen. Ultima Julii is Craenhals, schout van Haerlem, welck nu van die Staeten van Hollandt ende Zeelandt drossert of roere gemackt was, om die weghen schoen te macken van die lantloopers, zoe is hij omtrent Alcmaer bij Berghen, een doorp alzoe genampt, overvallen ende vermoort in zijn eijghen huijs of hofstede aldaer leggende. | ||||||||
[15 Augustus 1577]15 Augusti is die wet van Haerlem vernieuwt van die Prins van Orangen ende doer zijn bevel.
| ||||||||
[pagina 196]
| ||||||||
| ||||||||
[16 Augustus 1577]Ga naar margenoot+Den 16e dach Augusti is die Prins van Orangen uuijt Haerlem vertrocken met al zijn staet ende dat nae den Zuijden. | ||||||||
[pagina 197]
| ||||||||
[21 Augusti 1577]Schout van Haerlem. 21 Augusti heeft Claes Pietersz. RuijchaverGa naar voetnoot524 zijn eedt gedaen met alle solemniteijten, schout van Haerlem, in presentie van burgemeesteren ende schepenen. | ||||||||
[September 1577]Septembris. In principio bij advijs van burgemeesteren ende schepenen ende vroetschapt isser nieue schutterie, oude ende niewe, gestelt ende vier vinders gemackt bij den weet voors., diewelcke noch vier personen tot haer genomen hebben ende hebben alzoe onder malcanderen rotten gemackt. Jan Bartelmesz., Jan Pietersz. DeijmanGa naar voetnoot525, Pieter Willemsz. Bal, Willem JoostenGa naar voetnoot526. Dander Jan Aelbertsz. brouwer, Jan Olij, Cornelis Thomasz.Ga naar voetnoot527, Pieter Geltsack. | ||||||||
[17 November 1577]Novembris 17en hebben die nieue Ghereformeerde die Bacenesse kerck verlaten ende hebben beghinnen te precken int clooster van die Carmeliten in die Houtstraet, welcke clooster die monnicken die Geusen verchoft hebben om lifpencij ende dit dede prior Claes de Milde ende hinck die (huick) over die tuijn. | ||||||||
[23 November 1577]Novembris 23 snachs is die gouvernoer Helling met RuichaverGa naar voetnoot528 uuijt folio 9 die stadt Haerlem getrocken met vier faendelen soldaten nae Amsterdam. 23en dach smorghens zijn zij met haer schepen voor Amsterdam gaen leggen ende hebben aldaer een deel Geusen binnen ghehadt, die die wacht | ||||||||
[pagina 198]
| ||||||||
in die poorte den hals afsneden ende zoe trocken zij in stadt tot op den Dam. Als zij daer twe uuijren gheparlementeert hadden, riepen die burghers: smit doot, alwaer veel volix ghebleven is in die loop aen beijde zijde. Helling ende Ruijchaver zijnder mede ghebleven. | ||||||||
[23 December 1577]Omtrent Kersmis waerender drie faendelen Geusen knechten binnen Haerlem.
Ga naar margenoot+Dit jaer zijnder veel muijsen int lant gheweest, die veel schaden ghedaen hebben in alle vruchten, als in rog, hennip, garst, int gras, alzoe dat men daer dit jaer niet veel profijts af ghehadt en hebben. Dit jaer ist een redelicke wijnter gheweest tot Kersmis toe, weijnich sneu, niet veel gevrosen. Dit jaer beghonste die oude ende nieue caemerGa naar voetnoot529 binnen Haerlem te spelen tot recreacij van die burghers met haer sotte cluijten. |
|