10
Later op de middag nam oom me apart. ‘Hans, ik wil me niet met je leven bemoeien, maar is het verstandig om dat meisje 's middags te bezoeken?’
‘Nee, oom Frits, en het zal ook niet meer gebeuren en zeker niet als u bezwaar hebt.’
‘Zo bedoelde ik het niet, het is meer een kwestie van de bedienden. Ja, hoe moet ik dat nou zeggen. We zijn een beetje ouderwets hier, wat? Een man alleen heeft natuurlijk bepaalde behoeften, daar hoeven we niet omheen te draaien.’ Hij keek me eerlijk aan met zijn rode knollenhoofd, één oog strak op mij gericht, het andere even strak op een plek rechts achter me, zodat ik voortdurend de neiging moest onderdrukken om even achterom te kijken.
‘Maar dat moet hier een beetje, hoe noem je dat...’
‘Discreet?’
‘Discreet worden opgelost. Laat ik het zo zeggen, simpelweg. Na donker mag alles, wie dan nog let op anderen had zelf in zijn bed moeten liggen.’
‘Ik zal erom denken, oom.’
‘Goedzo.’ Hij leek enorm opgelucht, Oerip had kennelijk behoorlijk geklaagd over ons moderne gedrag. Het lag ook mij zwaar op de maag.
‘Wil je nog een borrel, kerel?’
‘Nee, dank u wel oom, ik word nog eens een borrel.’
We zaten buiten op het platje en keken naar de weg. Er kwam maar heel af en toe iemand langs, omlaag ging het zo snel dat de voorbijgangers nauwelijks tijd hadden om naar het huis te kijken, omhoog waren ze meestal te ingespannen bezig om lust te hebben een blik op ons te slaan.
‘Jij hebt ook een brief van Marjolein gehad?’ vroeg oom voorzichtig, ‘ik ook. Ze schreef dat ze vermoedelijk overmorgen komt.’
‘Ja,’ zei ik, ‘daar wilde ik het even over hebben. U zit natuurlijk met ruimtenood, en het lijkt me het verstandigst dat wij dan teruggaan naar het hotel. Of ik alleen.’
‘Ben je mal,’ hij schrok ervan, ‘ruimte genoeg. Nee hoor, geen sprake van. Maar ik moet toegeven, het zou wel iets praktischer uitkomen als jij en Marjolein een kamer konden delen. Tenslotte zijn jullie niet gescheiden. Je hebt toch geen ruzie?’
‘Nee hoor.’
‘En er staan twee bedden in je kamer.’
‘Een dubbelbed.’
‘Oké, een dubbelbed.’ Hij zuchtte, en besloot eerlijk te zijn. ‘Moet je horen Hans, ik correspondeer nu al een paar jaar regelmatig met Marjolein. Nou ja, af en toe. Ik heb haar geschreven toen jullie kindje overleden was, en daarna hebben we contact gehouden, ook toen ik hier naar toe vertrok. Het is een lief meisje, en ze heeft het er hard mee.’
Ik besloot toch maar een borrel te nemen.
‘We hebben tenslotte dezelfde problemen, niet?’ zei hij, ‘ik weet wat het is om een kind te verliezen. En weet je, mijn Margot heeft me nooit kunnen vergeven dat ik het niet heb voorkomen.’
‘Maar u zat aan de Birma-spoorweg!’
‘Ja, dat wel. Maar eind 1938 kon ik met verlof naar Holland en dat heb ik toen geweigerd. Ik had promotiekansen en het jochie was net geboren, en er waren geruchten dat er in Europa oorlog zou komen. Ik voer bij de KPM, je hoorde nog wel eens wat van mensen die net van verlof terugkwamen. Ik heb doorgedrukt dat we onze beurt zouden laten voorbijgaan en nog vier jaar zouden blijven. Je tante wou wel gaan, ik niet. En toen kwam de oorlog in Europa en ik kreeg gelijk. Maar uiteindelijk kwamen we zelf veel slechter uit. In Holland hadden we vermoedelijk bij elkaar kunnen blijven, maar hier werden alle blanke gezinnen uit elkaar gehaald door de Jappen. Enfin, ik hoef je niks te vertellen, je was even oud als ons jochie. O, ik kan het me zo goed voorstellen van Margot, dat ze kwaad op me was. Drie jaar hield ze het vol in dat kamp, en toen kwam de ongeluksgranaat. Het luchtalarm was net afgelopen en het jochie was gaan spelen, met een paar vrindjes. Godverdomme.’ Hij sloeg met zijn vuist op het kleine tafeltje, de glaasjes dansten.
Ik schonk ze bij, zweeg en keek naar de straat.
‘Bij mij is het nooit meer goedgekomen,’ vervolgde oom na een paar minuten, ‘bij jou komt het misschien ook nooit meer goed. Maar je hebt een kans als ze hier komt. Grijp die kans. Dat is het enige wat ik je vraag. Vècht voor je geluk, jongen. Laat dat meisje schieten en probeer het met je eigen vrouw. Ze