ingespannen hoofd met grote ogen en krullend haar.
Toen hij zag dat we keken kon er even een lachje af en triomfantelijk hield hij zijn schepje omhoog.
Daarna nam hij weer een hap zand, maar wierp het nu naar ons toe. Het trof me midden op de rug, een zware natte klodder.
Ik vond het niet aardig, maar liet het gevoel passeren. Ik sprong op, nam hem in de vlucht mee en vervolgde zijn zwemlessen. Vanuit de verte keek Marjolein goedkeurend toe, het was een dag uit een reisfolder.
's Middags gingen we liggen slapen. Jimmie had zijn eigen kamertje in de vakantie-bungalow, het eerste uur was hij nog wat aan het rondscharrelen, maar tenslotte werd het stil.
Ik had zin, de hele dag al. Ik ging Marjolein aaien en heel zachtjes kwam ze uit haar sluimer te voorschijn, warm en rozig. Ze had alleen een onderbroekje aan en dat was snel uit. Juist toen ik mij zachtjes duwend in haar wilde opbergen, ging de deur van de slaapkamer open.
‘Ga toch slapen!’ riep ik.
‘Ja, maar...’ zei Jimmie. Hij wreef met één hand in zijn ogen en hield met de andere hand een modderige natte pop op.
‘Ga weg!’ brulde ik.
‘Ja, maar de beer is vies,’ riep hij verontwaardigd terug en keek nieuwsgierig naar ons.
‘Wat doe jij nou?’ vroeg hij en deed een stap dichterbij.
Ik liet me van Marjolein afglijden. Ze draaide zich half om, van haar rug op haar zij en vroeg: ‘Ach Jimmie, ga nu even slapen, ja?’
‘Ik wil bij jullie in bed!’
‘Met die vieze beer zeker!’ riep ik, ‘Jimmie, ga nu slapen of wil je een tik voor je billen?’
Hij keek me aan, ik keek hem aan, we waren allebei even boos, zo niet bozer. Hij draaide zich om en we hoorden hem door de gang hollen op kleine benen, de buitendeur ging open en sloeg dicht.
‘Zo, die zijn we kwijt,’ zei ik en hernam mijn positie.
‘Ja, maar hij is naar buiten!’ zei Marjolein.
‘Nou, hij zal niet verdwalen.’
Een minuut of wat probeerden we de stemming te hervinden, maar ik werd kleiner en kleiner en het moment was voorbij voordat het ooit gekomen was.
‘Kinderen,’ zei ik bitter en Marjolein hield me even vast. Medeleven, een mens teert erop. Ik gaf haar een kus op de neus en kwam overeind.
‘Volgende keer beter,’ zei ik.
Ik ging me wassen, Marjolein trok haar kleren aan en opende de luiken.
‘Hans,’ hoorde ik haar roepen. ‘O jezus!’
Ze rende naar buiten. Ik schoot in een onderbroek en volgde. Het tafereel liet geen vragen open.
Jimmie lag op de grond, nat en bleek, Marjolein erbij en de oude man van de bootjesverhuur, die zich oprichtte toen ik arriveerde. Ik kon zijn driftige vuist nog net ontwijken. Wanhopig riepen we Jimmie, deden mondbeademing, wreven zijn polsen.
Twee dagen later reisden we terug met het vliegtuig, te midden van jolige gebruinde vakantiegangers. Marjolein keek strak uit het raampje en ik wist waar ze aan dacht. Zou hij comfortabel liggen? Zou hij het niet te koud hebben? Zou hij niet te veel geschud worden bij het opstijgen en dalen en bij luchtzakken? Ons verzoek of het kistje misschien in de passagiersruimte zou mogen staan was vriendelijk maar beslist afgewezen.
‘In een hoekje,’ probeerde ik nog. Hij zal niet lastig zijn, had ik er bijna aan toegevoegd, ik kon niet wennen aan de gedachte dat hij nooit meer lastig zou zijn.
Hij kon niet dood zijn, Jimmie, elk moment kon blijken dat het allemaal niet waar was. Een vergissing van de werkelijkheid, een gruwelijke nachtmerrie. Maar intussen moesten we bij hem blijven. ‘Mag ik er dan bij komen zitten, in de bagageruimte?’
De man van het reisbureau had het er ook moeilijk mee. ‘Sorry, meneer. Dat kan om allerlei praktische redenen niet. Die ruimte is niet geschikt voor passagiers, we kunnen de verantwoordelijkheid niet nemen. Het spijt me.’
‘Ik teken alles.’
‘Sorry, meneer, het kan niet. Maar u kunt erop rekenen, wij zullen de uiterste zorg besteden aan, eh, aan uw, we zullen onze uiterste zorg besteden. Echt.’
Op Schiphol wisten we niet wat we doen moesten en liepen maar achter de menigte aan naar de plaats