‘Tot hoe lang blijft hij weg?’
‘O, zeker tot twaalf uur. Hij ontbijt eerst bij zijn vriendin, een weduwe van zestig met heel veel levensdrang zal ik maar zeggen. En daarna een paar uur kaarten.’
Ze zag me steels op mijn horloge kijken.
‘Maar haal je niets in je hoofd, want ik moet gaan werken. Ik ben al laat.’
Mijn sippe hoofd wekte haar lachlust op.
‘Vanmiddag kan ik vrij nemen en dan laat ik jou de manatees zien.’
‘Oh boy, mammatees.’
‘Nee, nee, niet van deze mamma. De manatees, dat zijn hoe noem je dat, geen zeehonden maar een soort kleine zeewalvis. Noem eens wat.’
‘Zeekoeien.’ Ik had erover gelezen.
‘Zeekoeien?’ Ze trok een rimpel tussen haar wenkbrauwen. ‘Het kan. Zeekoeien. Hm.’
Ik slofte achter haar aan naar de balie van het motel, waar ze onmiddellijk het heft in handen nam en niet meer aanspreekbaar was.
Dan maar naar Peter, ik haatte het om geen enkel doel of plan te hebben.
‘Om één uur hier?’ riep ze me achterna en ik stak mijn hand op. ‘Nodig Peter en zijn vrouw ook uit!’ hoorde ik nog. ‘O.k.’ riep ik terug.
Peter en Christine zaten voor hun kamer onder de parasol, geheel gekleed.
De somberheid straalde van hen af.
‘Christine gaat vandaag terug,’ zei Peter, ‘we checken straks uit. Ik breng haar naar het vliegveld. Ze heeft de nachtvlucht.’
Einde bericht en in het zicht van twee stuurs naar mij opkijkende zonnebrillen vond ik weinig aanmoediging om verder te vragen. (Mijn leven liep even snel weer leeg als het vol geraakt was.) Er was ook geen derde stoel om op te gaan zitten en de counselling te starten.
Toch deugde het niet. Ik had nog twee weken vakantie te gaan met het gelukkige vooruitzicht op Lilian. Ik dacht er al over om Max zijn congé te geven en me te melden voor het Amerikaanse hotelwezen.
Maar een goed einde voor Peter en Christine hoorde er ook bij.
‘Kan ik van hieruit een taxi bestellen naar Orlando?’ vroeg Christine. ‘Dat Peter me wegbrengt lijkt me niet nodig. Of ik kan misschien een auto huren en daar afgeven?’
‘Jongens, wat is er gebeurd met jullie?’ vroeg ik mijns ondanks. ‘Blijf nog een dag. Praat met elkaar. Lilian heeft ons uitgenodigd om vanmiddag te gaan kijken naar de mammaloes. Die zeekoeien waar er nog maar een paar honderd van zijn in de wereld. Omdat de speedboten eroverheen rossen, slecht voor hun rug.’
‘Nee, sorry,’ zei Peter, ‘Christine heeft me vannacht een nieuw bod van haar vader overgebracht en ik heb nee gezegd.’
‘Daar ging het toch niet om,’ stoof ze op. ‘Jezus. Ik ga verder inpakken.’
Er kwam een stoel vrij en ik ging zitten.
‘Het is niet goed gegaan, begrijp ik?’
‘Nee, het ging geheel mis. Eerlijk duurt het kortst, maar ik wilde toch een keer eerlijk zijn. Nou ja, jammer maar in elk geval weten we nou waar we staan. Vermoedelijk kan ik haar beter niet wegbrengen, want dat wordt alleen maar meer ruzie. Is er een taxi te huur?’
Ik kwam op een van mijn slechtere ideeën.
‘Weet je wat, ik breng Christine naar het vliegveld en ga jij dan met Lilian naar de mammaloes.’
Terwijl ik het zei had ik er al spijt van, waarom wilde ik toch altijd dingen voor anderen regelen? Lilian was er ook niet gelukkig mee, maar schikte zich met Indische hartelijkheid. ‘Kassian. Zo'n mooie vrouw. En ze is hier net.’
‘Heb je haar gezien?’
‘Toen ze uitcheckte heb ik haar gesproken. Maar ze kende mij natuurlijk niet.’