‘Zijn vrouw?’
‘Ja, hij is getrouwd.’
‘O ja.’ Ik kon niet horen of ze teleurgesteld was of niet.
‘Maar waarom is hij naar mij op zoek, Hans?’
‘Ik weet het niet, ik denk dat hij heimwee heeft naar vroeger. Hij is naar Indonesië geweest en naar Hawaii en nu reist hij door Florida. Ik kreeg een kaartje van hem uit St. Augustine en hij zit nu in de Everglades, in een plaatsje dat Flamingo heet. Ken je dat?’
‘Ik heb in St. Augustine gewerkt, en ik ben wel een keer in Flamingo geweest. Dat is geen plaatsje, hoor, meer een vakantieoord. Er is een motel en je kan er geloof ik ook kamperen.’
‘Ja, ik ken het. Nou, daar zit hij nu.’
Het bleef weer stil.
‘Lilian?’
Ik hoorde haar zuchten.
‘Lilian?’
Ik moet nu aan het werk. Bel je me morgen?’
‘Ja, natuurlijk, maar...’
Ik hoorde de klik waarmee de hoorn op de haak gedrukt werd. Geen afscheid, geen veel liefs en verlangen. Er was iets mis.
‘Misschien houdt ze nog van hem,’ zei Tanja 's avonds, terwijl ze me opschepte uit een grote glazen bak.
‘Alweer sla als maaltijd? Wel eens gehoord van slabakken? Verminderde arbeidsprestatie als gevolg van een te eenzijdig groenmenu. Kijk het maar na in de Van Dale.’
‘Ja hoor eens, er moet een paar kilo bij mij af als ik in aanmerking wil komen voor die slankyoghurt-commercial. En jij mag ook wel een paar kilo kwijt, zag ik toevallig vanochtend.’
‘Dat vond ik óók vrij grof. Ik sta net onder de douche, en dan trekt een dakloze die ik uit de goedheid van mijn hart in mijn huis gelaten heb, ineens het gordijn weg.’
‘Ik stond al een kwartier te bidden en te smeken, ik moest mijn afspraak halen, maar je jodelde maar door. Ammetie ammeta ammetullepie ammeróóze-knop. Op windkracht tien.’
‘Dat lied heb ik van mijn vader geërfd. Heel goed om de stem mee los te maken 's ochtends. Net zoals jajaja Janus, hij roept u, met jenever, voor het leger. Die dingen moeten bewaard blijven, en zoons zorgen daarvoor. Onder de douche. En dan is het heel storend als een huisgenoot het gordijn opentrekt en roept: afknijpen mijne heren. Hoe kom je daar trouwens aan?’
‘Dat riepen mijn broers altijd tegen elkaar.’ Tanja keek er wat schaapachtig bij, wat haar zelden overkwam.
We werkten ons door de groenkost heen.
‘Wat Lilian betreft,’ zei ze bij de koffie, ‘zou ik heel voorzichtig zijn als ik jou was. Jullie generatie zit nog behoorlijk ingewikkeld in elkaar, veel dramatiek en een sterke neiging om ongelukkig te zijn. Gewoon zeggen wat je vindt of wat je wilt is er niet bij.’
Ze had soms een verrassend inzicht en toen ik maandagmiddag Lilian weer belde vermeed ik het onderwerp en wachtte tot zij erop terugkwam.
‘Je zei gisteren dat Peter naar mij op zoek is. Ik vind het moeilijk, Hans, ik wil hem eigenlijk liever niet zien. Het is te emotioneel.’
‘Ik denk dat hij alleen maar wat herinneringen wil ophalen. Hij zit in een moeilijke periode met zijn werk, en is een paar maanden gaan reizen.
Zal ik hem in Flamingo gaan ophalen en samen met hem naar Sarasota komen? Maken we er een mini-reünie van.’
‘Als jij vindt dat dat nodig is?’
‘Nou, ik ben natuurlijk als de dood dat jullie jeugdliefde weer opvlamt.’
Ze lachte. ‘Die was in '55 al gedoofd, Hans, dat weet je. Kalverliefde toch?