Terwijl ik wegreed zag ik hem in mijn spiegel zijn das rechttrekken en- ongetwijfeld knorrig-omkijken naar de kantoorramen. Voorlopig kon hij qua sympathie weer een paar jaar mee, onze kleine Reus van Rotterdam. En nooit zou hij dat begrijpen.
Het viel nog niet mee om Tanja weer even wakker
te krijgen voor de tien meter naar mijn slaapkamer. ‘Poeder!’ zei ze verbaasd in haar halfslaap toen de witte poes even nieuwsgierig kwam kijken en miauwend tussen mijn lopende benen rondscharrelde. Ik deponeerde haar op het dubbelbed, trok haar gympen uit en ze viel onmiddellijk weer in slaap.
Haar gezicht was magerder dan ik me herinnerde, maar ze was mooier dan ooit met haar wilde zwarte haar, hoge voorhoofd, rechte smalle neus, volle lippen en sterke brede kin.
Ik stond een tijd naar haar te kijken met gemengde gevoelens. Maar de echte pijn was voorbij.
Drie jaar geleden was ze zonder veel omhaal in mijn leven gekomen.
Ik hield niet van feesten en partijen en ging er alleen met grote tegenzin heen.
Maar dan bleef ik ook altijd tot het eind, licht aangeschoten en doorgerookt, hopend dat het ooit leuk zou worden.
Op een keer bleef bij het opruimen van de flessen en glazen Tanja over. Ik zou haar thuisbrengen maar ze bleek even geen thuis te hebben. Ze had een ingewikkeld verhaal over ruzie met een vriendin die een verdieping met haar zou delen maar op het laatste moment een vriend in huis haalde.
Weet jij een betaalbaar hotel? Nou nee, niet om drie uur in de nacht.
Beleefdheidshalve bood ik haar mijn zelden gebruikte logeerbed aan, no strings attached voegde ik er sullig aan toe. sm is ook mijn stijl niet antwoordde ze en lachte een hoge klare lach.
Nog hersens en humor óók. Ik keek van opzij naar haar, god wat een mooie jonge meid, niks voor een man van tegen de vijftig.
In de anderhalf jaar die erop volgden bleef het voor mij de vraag wat ze in vredesnaam in mij zag, maar ik genoot diep van haar en stelde die vraag veiligheidshalve nooit.
Er waren twee Tanja's. De energieke levensgenieter was dominant en in die anderhalf jaar breidde mijn kennissenkring in allerlei etablissementen zich snel uit. Ze was fotomodel, maar buitengewoon ongeduldig en ik kreeg menig telefoontje van een woedende fotograaf, als zij weer eens halverwege een sessie met een ‘aju paraplu’ vertrokken was.
‘Geef mij die zeurpiet maar’, en ze nam de hoorn van me over en legde hem helder uit wat hij kon doen met zichzelf.
‘Waarom doe je dat?’ vroeg ik wel eens. ‘Straks wil niemand meer met je werken.’
‘Nooit iets van gemerkt, die etters moet je juist stevig aanpakken. En geef toe, ben ik niet de mooiste van het land? Op de koningin na, natuurlijk.’
‘Wat ik zie is niet onaardig,’ zei ik dan aarzelend, ‘de rest kan ik niet goed beoordelen in al die kleren.’
‘Wat doe je dan ook in al die kleren, man?’
De andere Tanja droeg haar zwarte haar als een gordijn voor haar ogen en zat op de bank verdrietig te zijn als ik 's avonds thuiskwam, een fles rode wijn op het tafeltje, en Billie Holiday uit de geluidsbox.
Meer dan ‘laat me maar’ zei ze nooit, en ik schimde op zo'n avond langs haar heen.
Als ik naar bed ging lichtte ik het haargordijn op, kuste haar op het voorhoofd, nam haar bij de hand en leidde haar naar de slaapkamer.