Peter had met haar geboft, als ik mijn instinct mocht geloven.
Een open en eerlijk Hollands gezicht met nadenkende grijsblauwe ogen, en een makkelijk lachende mond. Blond halflang haar dat weinig kapper nodig had.
Ze was tamelijk lang, maar niet dun of dik, ze had precies wat nodig was.
Ze deed me denken aan meisjesstudentes uit de nadagen van het studentencorps in de jaren zestig: fris en vrolijk, competent en adequaat, en vooral een goede kameraad. Seks moest uit een leerboekje van de nvsh komen, dat wel.
‘Jullie zijn al heel lang getrouwd?’ zei ik, op zoek naar een manier om op ‘je’ terecht te komen.
‘Zesentwintig jaar, dit jaar. Dat is lang, als je erover nadenkt. Ik was drieëntwintig toen we trouwden, Peter zesentwintig. Hij heeft me wel eens verteld dat jullie op school verliefd waren op hetzelfde meisje.’
‘Ja, dat is waar.’
Zou Peter er bij verteld hebben dat ik geen schijn van kans had? Ik was slimmer maar hij durfde, en als het ertoe deed won hij altijd.
We keken elkaar aan, deze conversatie was niet vrijblijvend bedoeld en wie deed de eerste zet?
‘Peter is een half jaar geleden gaan reizen,’ zei ze.
‘Ik heb gelezen dat hij ontslag nam,’ hielp ik.
‘Ja, dat zat er al een tijdje in. En nog bedankt voor je kaartje, Peter moest er erg om lachen. Maar het was te voorzien. Mijn vader was de oprichter van Betonco en toen hij met pensioen ging moest en zou hij Peter als opvolger hebben.
Peter heeft lang geaarzeld want hij zat prima bij ibm. Maar ze hadden natuurlijk in al die jaren vaak over het bedrijf gepraat, mijn vader heeft geen ander onderwerp. Het klikte, ze zaten op één lijn, en mijn vader zou zich niet met het beleid bemoeien. Het is nog lang goed gegaan, vijf jaar. Maar toen Peter in Duitsland een nieuwe fabriek wilde starten kwam hij in problemen. Mijn vader vond het onzin, te riskant en hij was wel president-commissaris. Dus toen was Peter snel vertrokken.’
Het was een lang verhaal in het kort. Ze had het al vaak moeten uitleggen.
‘Jammer/ zei ik, ‘dat dat toch elke keer weer gebeurt. De oprichter die het bedrijf niet los kan laten.’
Ze keek naar de plantenzee. Er was een wolk voor de zon geschoven en de planten trokken de blaadjes wat aan, de tuin werd alert op regen.
Ze schonk me een nieuwe kop thee in en ik keek naar de melkwitte huid van haar armen. Zomertennis was nog niet begonnen.
‘En toen is hij gaan reizen?’ probeerde ik.
Ze keek me schattend aan en besloot open kaart te spelen.
‘Peters moeder overleed een paar weken nadat hij bij Betonco weg was. Dat gaf hem een klap, en ik heb dat nooit begrepen omdat ze geen sterke band hadden. Peter was een nogal nonchalante zoon, die liet zijn moeder graag aan mij over. Na haar dood heeft hij haar papieren opgeruimd en toen wilde hij ineens terug naar Indonesië. En hij was vertrokken voordat ik begreep dat het ernst was.’
‘Heeft hij nog gebeld of geschreven?’
‘Af en toe een briefkaart, soms een brief per fax. Hij is op zoek naar wat oude vrienden uit Indonesië, dat is het enige wat ik weet. Hij is daar ook geweest, Soe-rabaja, Bandung. Daarna naar Hawaii en Californië.
En deze week kreeg ik een kaart uit Florida, St. Augustine.’
Ze roerde in haar lege theekopje.
‘U bent een oude schoolvriend en u weet dus dat Peter nooit veel zei. Je moest altijd alles uit hem trekken. Maar dit gaat wel ver. Het is zacht gezegd niet leuk om hier te zitten en niets te weten. Af en toe een briefje en tegen de tijd dat je het ontvangt is hij alweer verder getrokken. Hij is intussen een half jaar weg.’