Ze keek me licht verlegen aan door haar dikke glazen, de handen gevouwen in haar magere schoot en mijn hart ging naar haar uit.
Het pienterste meisje van de klas, ze had de universiteit moeiteloos kunnen halen en briljante studies kunnen verrichten.
Maar dat had een on-Indisch egoïsme gevergd en een assertiviteit die niet bij de cultuur hoort. Zorgen voor je ouders, braaf zwoegen in een administratieve baan, afgelegd worden bij bezuinigingen en met te grote meubels in een kleine flat toch tevreden zijn, dat was meer de stijl van Indische mensen.
‘Je houdt toch wel van ondé-ondé?’
Tante kwam eraan, wankelend onder een blad met een theepot, theeglazen en een assortiment ‘even snoepen’.
Klepon, ondé-ondé en nooit gedacht maar toch gekregen: zwarte kleefrijst met een mierzoete saus van Javaanse suiker en kokos.
‘Tante, dit is de hemel op aarde,’ zei ik en lachend trok ze zich terug.
Het was tien uur in de avond toen ik vertrok, een paar kilo zwaarder na de nasi kuning die tante als avondmaal had bereid.
Maar ik was niet veel wijzer geworden.
‘Lilian was toch niet jouw vriendin?’ vroeg Peggy toen we eindelijk aan het onderwerp toekwamen. ‘Ze was toch het meisje van Peter? Peter van Eerden?’
‘Daarom ben ik hier’, en ik liet haar Peters ansichtkaart zien.
‘Ach, Peter is op zoek naar haar. Wat enig, na al die jaren.’
Het bleek dat haar oproep in Moesson nog weinig resultaat had gehad. Een brief uit Florida met de mededeling dat Lilian daar in het hotelwezen beland was, maar geen idee waar en hoe.
En twee brieven van oud-vriendinnen die graag weer contact met haar zouden willen opnemen.
‘Ik heb hier met haar het laatste schooljaar gedaan. O, wat was ze treurig en alleen, ze logeerde bij een oom en tante. Daarna heeft ze nog een jaar met mij bij de Postgiro gewerkt. En toen is ze geëmigreerd, na een brief van haar vader.
Ze heeft nog een paar keer een briefkaart gestuurd uit Florida, maar dat is dertig jaar geleden en ik heb ze niet meer, na de verhuizing.’
Toen ik vertrok, tante hartelijk bedankt en een plastic zakje gebakken long mee voor onderweg, sprak Peggy me bij de deur nog toe.
‘Lilian had het wel eens over jou, Hans. Dat ze zoveel aan jou had in die laatste dagen in Soerabaja. En dat je zo je best deed om Peter te helpen terwijl je misschien zelf verliefd op haar was.’
Die meiden waren zo dom nog niet.
Ik gaf niets toe, kuste haar op beide wangen en reed nadenkend terug naar Amsterdam.
Alle wegen wezen naar Florida, maar zelfs als Peggy de Gouden Tip zou krijgen, wist ik nog niet hoe ik Lilians adres aan Peter kon doorgeven.
Zijn bedrijf zou het niet weten, ik herinnerde me het krantebericht dat drs. P. van Eerden afgetreden was als voorzitter van de Raad van Bestuur van NV Betonco.
Wegens verschil van mening over het te voeren beleid, de bekende oprot-formule.
De aandelenkoers zakte een paar punten, maar herstelde zich na enkele dagen, de Raad van Commissarissen kon opgelucht ademhalen.
Ik had toen de moeite genomen zijn privé-adres op te zoeken in het VIP-bestand van ons redactioneel archief, en hem een opmonterend kaartje gestuurd.
Het was nu zaterdag, wie weet had zijn vrouw nog geen theevisite-afspraken op de zondag. En Wassenaar was mooi in mei, had ik wel eens gehoord.