| |
| |
| |
7
Ik viel van de vierde verdieping van een flatgebouw naar beneden en kwam met veel gerinkel op een glazen kas terecht. Het rook er naar tomaten en overal klonken alarmschellen. Ik schoot wakker en nam met wild bonzend hart de telefoon op.
‘Met Paul’, zei hij somber, ‘ik was gisteren niet zo aardig tegen je en daarom bel ik maar even voordat jij mij zou bellen. Ik heb nog eens nagedacht over je voorstel en in principe voel ik er wel voor.’
Ik keek op mijn horloge. Elf uur. Er leunde een smak zonlicht tegen het dikke gordijn, door de kier kwam al een overvloed aan warmte naar binnen.
‘Geweldig’, zei ik.
‘Maar we moeten er nog eens goed over praten voordat ik definitief ja zeg. Vanmiddag?’
‘Vanmiddag moet ik persé mee met de Puszta-excursie.
| |
| |
Ga jij ook?’
‘Geen sprake van.’
‘Zullen we dan vanavond afspreken in de Gypsy bar nierbeneden? Om 10 uur?’
Hij belde af en ik ging zingend het bad aanzetten. Er begon eindelijk wat vorm te komen in het plan. Het kostte dan wel 1 ½ miljoen, maar dat was tenslotte Eefjes aandeel in de erfenis.
Nu vanmiddag nog de lont in het kruit steken.
Ik was natuurlijk net weer iets te laat beneden. Er stonden 5 volle bussen en met moeite vond ik nog een plekje tussen de spaanse delegatie.
We reden 50 kilometer door steppenland, bij ons in Holland zouden we zeggen een heidelandschap, zandige vlakten met hier en daar wat bomen. Na een uur of 2 hobbelen werden we uitgeladen op een grote wijdte met enkele loodsen erop. De zon had zich door wolken laten vervangen. In een grote kring stonden 200 marktonderzoekers geeuwend van de koude wind te luisteren naar een klein grijs vrouwtje dat in drie talen te weinig geluid had.
Uit een lage loods kwamen ruige mannen met dienbladen vol kleine glaasjes van een inlandse jenever en dat werkte. De atmosfeer werd meteen prettiger, iedereen begon door elkaar te lopen en aan elkaar te vragen wat nu eigenlijk de bedoeling was.
Zo kwam ik zonder moeite bij Jack de Graaf.
‘Wat gaat er gebeuren?’, vroeg ik hem.
Hij haalde zijn schouders op. Hij droeg een sportief windjack en zijn mager, schrander gezicht was bruin van de zon. Hij stak een half hoofd boven mij uit, slank en lenig, op en top de relaxte coming young manager.
| |
| |
‘Het is hier een school voor puszta-cowboys’, zei hij, ‘er zal een demonstratie komen, of zo.’
Het demonstreren viel wat tegen. Er werd met zwepen geklapt, gekoekhapt op paardenruggen, en verder speelde een viertal voetbal te paard met een bal van ca 1 meter doorsnee.
Zeer sympathiek en die jonge kinderen konden aardig overweg met de paarden, maar toch niet iets waar je uren voor in een bus gaat zitten.
‘Zullen we een wandelingetje gaan maken?’ vroeg ik, ‘het wordt toch hoog tijd dat we elkaar eens leren kennen.’
‘Ach, vind je?’, vroeg hij, ‘nou, prima.’
We maakten ons los uit de menigte en gingen automatisch op stap in de richting van het dichtstbijzijnde bosje, een kilometer verder.
Ik sloeg hem zorgvuldig gade, maar geen spoor van angst te bekennen.
‘En bevalt dat een beetje? Zo'n hoop geld?’ vroeg Jack.
Hij liep soepel naast me. Iets te snel, zodat ik moest hollen.
‘Mijn bovenlichaam gaat wel,’ zei ik, ‘maar mijn benen zijn verhoudingsgewijs iets te kort. Kan het wat langzamer? Of moet je zo dringend van de vlakte af?’
Hij stopte abrupt. ‘Hoezo?’
‘Je had toch één of andere fobie?’
‘Nee hoor’, zei hij, ‘maak je niet ongerust.’ Er stond wat transpiratie op zijn voorhoofd, maar dat hoefde niets te betekenen, want ik zweette geheel vrijelijk na dat drafje van 50 meter.
We zetten ons weer in beweging, nu duidelijk langzamer. ‘Zeg Hans, ik hoop niet dat wij nu, na al die maanden, nog in conflict komen. Je hebt het heel sportief opge- | |
| |
nomen dat Eefje bij mij kwam wonen. Zullen we het dan nu ook prettig houden?’
‘Waarom?’
‘Eh, wel, het heeft toch geen zin om onaangenaam tegen elkaar te gaan doen? Eefje is dood, maar jij zit de laatste maanden steeds te wroeten. Ik heb het gemerkt. Het laatste kwartaal zijn 3 panel-onderzoeken niet doorgegaan omdat de opdrachtgevers ouwe vriendjes van jou waren. En als ze dan nog naar je eigen bureau gingen, maar jullie doen helemaal geen panelonderzoek. Dus pure pesterij. Je hoeft niet te ontkennen, want ik heb een briefje gelezen dat je naar één van je vriendjes stuurde. Hij liet het me zien, omdat hij het onzin vond dat je stemming maakte zonder concrete beschuldigingen. En dan die kleinzielige pesterij met dat huis.’
‘Dat huis?’
‘Jongen, doe niet zo flauw. Danielle wil weg uit ons huis, omdat, nou ja, omdat Eefje daar gedaan heeft wat ze deed. Ik ben bezig geweest een huis te kopen in de kop van Noord-Holland. Vier heb ik er bekeken en elke keer als ik kopen wilde werd hij voor mijn neus weggekocht door een makelaar van jou.’
‘O, was jij dat’, zei ik, ‘ja, dat is het leuke van een erfenis. Dan kun je nog eens flink boodschappen doen.’
We waren bij het bosje beland, een tiental bomen, en hielden halt.
‘Wat wil je nou eigenlijk?’, vroeg Jack.
‘Het is geen kinderachtigheid’, zei ik, ‘maar ik wil je gewoon stuk hebben. Kapot, weg, foetsie. Dat slimme lachje van je hoofd af. Volgens mij ben je een gevaar op de weg en ik heb er heel wat tijd en moeite voor over om daar iets aan te doen. Het gaat nog wat onbeholpen, maar
| |
| |
ik leer snel.’
Hij keek me aan alsof ik gek was.
‘Maar wat heb ik dan misdaan? Je kunt mij toch niet verwijten dat Eefje zelfmoord heeft gepleegd?’
‘Nee?’
‘Nee!’
‘Jullie waren niet meer thuis toen Eefje uit het ziekenhuis langskwam?’
‘Absoluut niet. We waren net vertrokken.’
Ik keek hem aan. Misschien was het ook wel zo.
‘Weet je, de Graaf, als ik ooit echt zeker ben dat jullie er waren toen ze van het balkon sprong, dan ga je eraan. Want dat is iets wat ik niet kan begrijpen, in paniek weghollen terwijl ze misschien nog leefde.’
‘We waren net weg, dat zeg ik je toch.’
‘OK, laten we dat aannemen. Maar als je haar niet het laatste duwtje hebt gegeven, dan heb je haar toch behoorlijk het pad op geholpen. Jack de Graaf, de Grote Meester.’
‘Wat bedoel je?’
‘Kom nou, Moet ik je dat nou helemaal gaan uitleggen?
Moet je horen, je erotische fantasietjes zijn jouw zaak, het hielp Eefje op dat moment, dus geen enkel punt.
Maar toen je haar in de steek liet voor die Danielle, o brother, toen ging je te ver.’
‘Maar...’
‘Geen gelul, de Graaf. Ik heb brieven van Eefje en één ding deed ze nooit: liegen. Je liet haar dagenlang barsten, terwijl je wist dat ze het huis niet uit durfde.’
‘En waar was jij dan? Geheel foetsie.’
‘Precies op de plekken die ik aangaf, heer de Graaf. Je wilt toch niet ontkennen dat je regelmatig van mij een
| |
| |
telegram kreeg met mijn nieuwe adres. En heb ik je niet in het begin al geschreven dat ik op elk moment bereid was om Eefje verder te helpen, als je er genoeg van kreeg? Hé?’
Hij keek me minachtend aan.
‘Er was geen sprake van dat Eefje naar jou terugwilde, of dat ik er genoeg van kreeg. Onze relatie veranderde iets, dat was alles.’
‘Ja, er kwam een cheffin bij. Baas en bazin in de woonkamer en een blote dienstbode in het zijkamertje. Dolknus.’ Ik werd plotseling razend. We waren bezig aan onze tweede of derde ronde om de bomen en ik stopte, pakte hem bij een schouder en draaide hem naar me toe. Hij rukte zich meteen los.
‘Oetlul’, riep ik tegen hem, ‘heb je dan nooit begrepen dat Eefje helemaal niet zo'n type was? Ze zag tegen je op, ze dacht dat je wist hoe het moest met die fobie van haar en daarom speelde ze mee. En het werkte, de eerste tijd.
Maar ze vond het niet léuk!’
‘Ik wil mijn huishoudelijke zaken niet verder met jou doornemen’, zei hij stijfjes, ‘maar ik had een andere indruk.’
‘Ja ja, vandaar die slaaptabletten en die sprong van het balkon. Voor de lol zeker?’
‘Ik geef toe, er waren wat misverstanden.’
‘Misverstanden’, zei ik schamper, ‘jongen, ik ken je van binnenuit. Ik heb een hele smak brieven van Eefje en ik weet precies hoe het gegaan is. Als je nou nog maar een beetje van haar gehòuden had... Het was toch geen klomp vlees?’
‘Nee’, zei hij aarzelend. We zetten ons weer in beweging, op weg terug.
| |
| |
‘En wat kan ik nu nog van je verwachten aan pesterij?’, vroeg hij na een paar honderd meter.
‘Wel’, zei ik, ‘als al mijn plannetjes lukken niet veel meer. Kijk, het gaat om twee dingen. Dat die fobie van jou weg is, dat geloof ik niet. Ik moet er alleen nog even achter komen wat voor angst je precies hebt. Dat wil je me zeker niet vertellen?’
‘Je zoekt maar raak.’
‘En verder lijkt het me zo dat je graag de baas speelt. Dus als ik je op de een of andere manier in je carrière kan pakken, dan zul je dat wel niet leuk vinden.’
‘Nou, mijn complimenten hoor. Dat is nog eens koele zakelijke analyse. En hoe denk je dat wel aan te pakken?’ Ik had het nog niet mogen zeggen, maar het ontviel me. ‘Wat dacht je ervan als ik je baas werd?’, vroeg ik, ‘ik heb vanochtend in principe Ramakers’ aandelen gekocht, al moeten we nog een bespreking hebben hoe we het precies gaan regelen.’
Hij stond stil en keek me aan. Zijn gezicht viel uit elkaar van verbazing. ‘Wàt?’ riep hij.
‘Je hebt me wel gehoord. Ik koop Ramakers’ aandelen, als er niets tussen komt.’
Ik had lang gepeinsd over momenten als dit, maar geen voorspelling kunnen bereiken. In de lichte schemering stond hij zwijgend naar me te kijken, het haar nog joviaal in lokken, maar daaronder het gezicht van een boos kind. ‘Ontslaan kan niet’, zei hij, ‘ik heb aandelen en ik ben in vaste dienst.’
‘O, je moet zéker betrokken worden in de verkoop’, zei ik losjes, ‘want jullie hebben natuurlijk een blokkadebeding, dus je hebt de eerste rechten. Maar èrgens heb ik het gevoel dat ik meer voor Ramakers aandelen kan
| |
| |
bieden dan jij. Denk je niet?’
Hij bleef me boos aankijken.
‘En wat dat ontslaan betreft, precies weet ik het niet, maar het schijnt dat juist directeuren die óók aandelen hebben nogal makkelijk gewipt kunnen worden. Maar wie zegt dat ik dat van plan ben? Het lijkt me juist leuk om een tijdje jouw baas te zijn. Alleen zul je dan wel een beetje discipline moeten leren. Geen neukpartijtjes met Danielle in werktijd, terwijl je baas en een andere vriendin denken dat je naar Engeland bent.’
‘Dan neem ik mijn ontslag.’
‘Prima, maar ik heb het vage gevoel dat je niet aan de slag zult komen. Ik prijs je het graf in, als ze me bellen om inlichtingen. Jack de Graaf? Prima directeur, en we vinden het erg jammer dat hij ons verlaat. Maar een dergelijk talent hou je niet vast. Kijk, Jack is iemand die eigenlijk een zeer groot bureau onder zich moet hebben, dan kan hij zich helemaal uitleven. Hij houdt van een strak beleid en een héél nauwkeurig organisatie-schema en als hij dan aan de top zit werkt het voortreffelijk. Maar dan moet hij ook alle zeggenschap hebben. En je weet hoe het bij ons is, we zijn een tikje ouderwets en er zitten hier een hoop mensen al een jaar of 10, 15 en daar kun je niet overheen lopen. Die pikken het niet als zo'n nieuwkomer ineens de grote baas is. Doodzonde, maar wat doe je er aan?
Als Jack nog een paar jaar geduld had gehad, zou het hem gelukt zijn, daar ben ik van overtuigd want het is een jongen met grote capaciteiten. Maar ja, we konden hem niet vasthouden.’
Ik bedacht het ter plekke, tot mijn stomme verbazing. ‘Wat denk je?’, zei ik, ‘geen mens trekt je aan na zo'n
| |
| |
verhaal. Elk bureau is als de dood voor een dictator. Zijn het niet de werknemers dan zijn het wel de directeuren.’ Ik sloeg mijn armen over elkaar en keek hem uitdagend aan.
Ineens schoot zijn vuist uit en kreeg ik een klap midden op mijn mond. Ik kon nog net zijn arm pakken en gaf er een ruk aan, zodat hij een paar meter verder holde. Aan vechten had ik in het vage wel gedacht, maar zonder plan. De laatste keer dat ik vocht was op 6-jarige leeftijd en de tijden waren veranderd. Alhoewel, vechten is een kwestie van instelling. Wat kan me gebeuren, dacht ik, een kilo of tien zwaarder en hij is zo pissig dat hij niet kan nadenken. Vlug of handig was ik nooit geweest, maar een sterke vent die me omver kreeg als ik mijn benen goed uit elkaar hield. Jack kwam dichterbij, de armen in boksershouding geheven. Ik bedacht net dat ik beter snel mijn jasje uit kon trekken voor de bewegingsvrijheid, toen zijn vuist opnieuw uitschoot. Ik kon nog juist mijn hoofd opzij trekken, maar de klap kwam toch gevoelig tegen de zijkant van mijn neus.
‘Au’, riep ik en draaide mijn rug naar hem toe, een schop kon me niet deren van die magere benen. Het bracht me wel op de gedachte van mijn eigen krachtpunt: zware botten en dikke benen. Ik keerde me abrupt om en liep naar hem toe, ellebogen zo goed mogelijk voor het hoofd. Ik kreeg nog een dreun, maar het lukte me om mijn rechterbeen hard omhoog te brengen. Hij slaakte een kreet als een hond die op zijn staart getrapt wordt en danste op één been rond, terwijl hij zijn knie vasthield. Op het juiste moment gaf ik hem een enorme trap tegen zijn achterwerk, kolossaal wat een voldoening. Hij viel op zijn buik en tijdig herinnerde ik me dat ik me nu op
| |
| |
hem moest gooien zodat hij plat kwam te liggen en duidelijk zijn adem kwijt was. Wat nu? Studio Sport bood geen oplossing. Ik greep hem maar bij de keel en kneep erin en trok eraan zodat zijn hoofd naar achteren kwam. Dan kon hij in elk geval niet zo makkelijk meer opstaan. Met zijn hielen trapte hij tegen mijn rug en het was maar goed dat ik mijn jasje aangehouden had, zodat ik zijn scherpe hakken minder voelde.
‘Pauze?’, riep ik, het eerste woord dat ik verzinnen kon. ‘Hrwa!’ schreeuwde hij en ik stond op. We klopten onszelf af terwijl we elkaar in de gaten hielden, en liepen zwijgend terug, op 3 meter afstand precies naast elkaar, zodat elke verrassing uitgesloten was.
Tien minuten later waren we weer in de menigte, die net op weg was naar de bussen.
Ik vond Lucas en we kwamen naast elkaar terecht in een bus met Zweden, die links en rechts luidkeels hörrebjörden.
Ik luisterde aandachtig.
‘önder möders päraplö’, zei ik tenslotte tegen Lucas, ‘stän dwa dikke vröndjes.’
‘Wat zie je der raar uit?’, vroeg hij, ‘voel je je niet goed?’ ‘Beetje gevochten met Jack...’, zei ik en bevoelde mijn dikker wordende bovenlip. Hij keek verbaasd en geinteresseerd.
‘Gewonnen?’
De hele scene kwam me weer voor de geest. Ik opende het blikje pils dat ik nog net had kunnen bemachtigen, nam een slok en begon te hinniken.
|
|