| |
| |
| |
3
Er stond een afschuwelijke zon op het terras. Ik ging meteen rechtsomkeert om mijn zonnebril te halen. De lift was een wonder, als je naar het knopje wees ging hij al omhoog en de rit werd veraangenaamd door zachte muziek. Op de zesde verdieping stapten 2 oude Amerikaanse dames binnen, kwekkend in hun knauwtaaltje. Pasgeverfde broodmagere koppen, gouden kettingen om de rimpelige en sproetige hals, een onbeweeglijk paars kapsel op het hoofd. Ik was lucht voor ze. Ze drukten op de parterreknop en we gingen weer naar beneden, tot mijn machteloze woede. Kwekkwek kwakkwak, o wonderfull this en funny that, maar op de tweede verdieping stopten we en er kwam een 3-tal negers binnen. Twee magere negers met aktetassen en gekleed in gewoon westers, dus zeg maar net kostuum. De derde was formidabel gebouwd en droeg allerlei kleurige sjerpen over
| |
| |
zich heen. Hij zag er uitermate relaxed uit en drukte in op knop 10.
De lift zweeg even en steeg toen soepel omhoog. Dat gaf een forse stilte in de conversatie, maar het duurde kort. ‘Well how about that, it's going up again!’
‘Crazy!’
‘Well, I'll be damned!’
Ze keken verontwaardigd door hun vlinderbrillen naar de bolle neger die een meer dan levensgrote glimlach losliet en met warme aangename stem zei: ‘Something wrong, dear ladies?’
‘This ridiculous thing is going up again!’
‘And you were planning to go down?’
‘Yes, of course!’
Hij schudde zorgelijk het hoofd.
‘Well, how about that. I'm awfully sorry to bother you in this way.’
Ze leken gemollificeerd.
Eén vroeg zelfs belangstellend. ‘Where are you from?’ ‘We are from Ghana’, zei hij breed glimlachend en wees om zich heen. De doeken hingen aan zijn armen, ‘and you ladies?’
‘From the USA.’ Ze wezen lachend op elkaar: Arkensaw, Oregon.
‘Isn't that amazing. Imagine us, meeting in this elevator, from two different continents! Isn't it a wonderful world?’ Ze aarzelden, hield hij hen voor de gek? Maar hij liet zijn tanden zo joviaal zien dat daar geen sprake van kon zijn.
De lift opende, we waren op de tiende en hij ging op de drempel staan en zei: ‘On this occasion, dear ladies, I feel the need to say a little word on behalf of my brothers and
| |
| |
sisters in the U.S. of A.
I hope...’
Ik glipte langs hem heen, terwijl ik verward ‘good evening’ mompelde en vond met enige moeite de trap die naar de 8e verdieping leidde.
Ik haalde de bril en liep terug naar de lift. Het was nu half elf in de ochtend en de lange lege gangen werden af en toe onderbroken door gedempt pratende werksters, kleine dikke werkmieren in een hygiëneblauw uniform, met karretjes vol beddegoed.
Hier en daar waren ze al een kamer binnengedrongen. De deur stond dan open, gordijnen uiteen gescheurd om vers licht toe te laten, en je kon ze bezig zien met het in vorm slaan van kussens en matrassen.
Beneden op het terras zat een grote menigte zonnebrillen koffie te drinken, broodjes te eten en elkaar aan te kijken. Ik zag Celia maar stapte snel en met onwillekeurig opgetrokken benen langs haar heen. Lucas zat in het overdekte gedeelte met tegenover zich een magere kleine man met grijs haar en een ernstige dubbeldikke bril waarin zijn ogen iets vergroot heen en weer zwommen.
‘Dit is meneer Bruinsteen van Oxlo Grafiet’, zei hij. We schudden elkaar de hand en ik ging zitten.
‘Zo, dus u bent de grote man op de achtergrond’, zei Bruinsteen.
Hij keek mij vorsend aan en hield het hoofd een beetje scheef, terwijl hij glimlachte.
‘Als je op de achtergrond bent kun je nooit de grote man zijn’, zei ik losjes, ‘nee, u moet dat niet overschatten.’ Het sloeg nergens op, maar hij lachte geluidloos met open mond. Hij had kennelijk gehoord dat ik wel eens leuk
| |
| |
uit de hoek kon komen.
‘Ik heb meneer Bruinsteen net verteld dat je je nog vrij intensief bemoeit met onderzoek’, souffleerde Lucas. ‘Ja, dat is wel waar’, gaf ik aarzelend toe. Waar was die rare druif nou mee bezig? Ik had in geen half jaar iets uitgevoerd, behalve reizen en trekken en me eenzaam voelen.
‘Maar u bent bijna nooit in Nederland, hè?’ vroeg Bruinsteen.
‘We hebben daar een uitstekende regeling voor’, zei Lucas ijverig, ‘Hans krijgt zijn briefings via de telefoon of via de telex van zijn bank en op dezelfde manier krijgen we het onderzoeksvoorstel en de vragenlijsten terug.’
‘Maar hoe doet u dat dan met rapporten?’ vroeg Bruinsteen, ‘dat wordt toch een kostbare zaak?’
‘O, de kosten zijn geen probleem’, improviseerde ik, ‘ik doe het bij wijze van hobby, anders zit ik me toch maar te vervelen. En als ik er geld voor vraag gaat er zóveel belasting van af dat het geen zin heeft. Dus ik doe het gratis en die telefoonkosten enzo, dat valt wel mee.’ ‘Ja, u hebt een meevaller gehad, hè?’ zei Bruinsteen, terwijl hij me met een scheef kopje aankeek.
‘Nou, dat kunt u rustig zeggen. Maar wat ik zeg, geld verdienen wordt dan onzinnig in ons belastingklimaat. Dus ik kan zoveel tijd besteden aan de projekten als ik wil, zonder dat het de klant iets kost.’
Lucas keek me glunder aan. Zó kende hij me weer.
‘Meneer Bruinsteen zat met het probleem van potloden. Oxlo doet nog weinig onderzoek tot nu toe, maar ze vragen zich toch af of er niet iets te bedenken valt, waardoor ze hun marktpositie kunnen verbeteren.
| |
| |
Zo zeg ik het toch goed?’
‘Inderdaad’, zei meneer Bruinsteen. Hij meende het best te kunnen beginnen met het uitleggen van de markt en verviel in een lang betoog over zwarte en grijze potloden, kleurpotloden, de concurrentie-situatie met vulpennen en veel erger nog, ballpoints.
Intussen keek ik steels rond. Het terras werd bediend door jeugdige hongaarse meisjes, korte rokken maar wèl kousen aan, en dat in deze septemberhitte. Panties misschien wel. Er waren heel knappe bij, maar geeneen zag er vrolijk uit. Met een voorschoot vol rinkelend muntgeld liepen ze heen en weer, kwakten de bestellingen op de tafels en rekenden zakelijk af. Panties, is er ooit een onsmakelijker dracht uitgevonden? Elke vrouw wordt er een soort kikker door, twee benen zonder onderbreking aan elkaar verbonden. Ik herinnerde me iemand die een keer, het was in de minirokkentijd aan een dienstertje gevraagd had: zit jouw kruis niet wat te laag? Ja inderdaad, gaf zij toe, maar dat kwam omdat zij voor haar lengte vrij kleine voeten had. Dus moest ze kiezen tussen een goede beenmaat met te grote sokken of een goede sokmaat en dan hing het kruis wat te laag. ‘Wat denkt u, zou onderzoek mogelijk zijn?’
Ik schrok wakker, Jesses, nu had ik er weer niets van gehoord. Als je dit vak niet dagelijks bijhield verleerde je toch wel erg snel het luisteren.
‘Tja, onderzoek’, zei ik, ‘dat lijkt me niet makkelijk.’ ‘Nee, dat dachten wij ook’, zei Bruinsteen en keek waarderend naar me. Zenuwachtig raapte ik wat gedachten bij elkaar.
‘Potloden’, vervolgde ik, ‘dat is toch wel erg uit de tijd heb ik zo het gevoel. Ik ken maar één voordeel van
| |
| |
potloden boven ballpoints, je kunt ermee op een muur schrijven. Ballpoints moet je verticaal houden, zo is het toch?’
Bruinsteen knikte zwijgend.
‘Maar dat is alleen van belang bij boodschappenlijstjes aan de keukenmuur, en bij opschriften in wc's van café's’, eindigde ik lam.
Er viel een stilte, waarin we rondkeken op zoek naar tekst.
‘Kortere potloden?’, opperde ik na enig zwijgen.
‘Kortere potloden?’
‘Mijn ervaring met potloden is dat ze erg snel verdwijnen achter een bureau of achter de verwarming. Trouwens, wie neemt de moeite om ze nog een keer te slijpen als de punt op is? Ofwel het potlood is weg ofwel de slijper is weg. Dus hoe korter het potlood is, hoe minder de gebruiker zich zal ergeren aan de verspilling, als het ding wegraakt of als hij geen slijper heeft om er een nieuwe punt aan te draaien.’
‘Ja ja’, zei Bruinsteen peinzend. Hij zag het niet zo levendig voor zich. Blind maar dapper zwoegde ik voort. ‘Dat grafiet bijvoorbeeld, hoeft toch niet tot het eind van het hout te lopen? Zover komt geen enkele gebruiker. Dat zou misschien ook al een besparing kunnen betekenen. Of denk eens aan minipotloden, die alleen bestaan uit een punt met een stukje hout eraan. Die zou je in een houder kunnen doen en die houder is tegelijk ook een puntenslijper, ik verzin maar wat. Een stukje potlood van 5 centimeter is voldoende. Je kunt hem een paar keer bijslijpen en dan is hij op en dan neem je een nieuw stukje dat je in de houder stopt.’ Zwijgend staarden ze me aan.
| |
| |
‘Maar ik zit natuurlijk gewoon te freewheelen’, hernam ik, ‘we zijn tenslotte geen ideeënmensen, u komt bij ons voor marktonderzoek. Maar ik vind het altijd leuk om gewoon wat te fantaseren als we weer eens een nieuw produkt onderhanden krijgen.’
‘Pòtloden...’ zei ik peinzend en probeerde dromerig te kijken.
‘Dus u ziet een onderzoek wel zitten?’ vroeg Bruinsteen. ‘Ja, nou ja, als het in fasen gebeurt wèl. Dan zou je eerst eens moeten beginnen met uit te vissen wie er op dit moment wel of geen potloden gebruiken en waarom dat zo is. Dan zou je in de tweede fase kunnen proberen om allerlei ideeën te verzamelen over de manier waarop de verkoop bevorderd kan worden. Voor een deel komen die ideeën rechtstreeks uit het eerste onderzoek en verder kunnen er wat groepsdiscussies gehouden worden met gebruikers en niet-gebruikers. Dan krijg je zo'n serie ideeën zoals ik ze daarnet als leek even probeerde te bedenken. En er zijn ook van die brain-stormingsgroepen die voor een bepaald bedrag, dat is maar een paar honderd gulden, een avondje bij elkaar gaan zitten om allerlei gebruiksalternatieven te bedenken. Het reclame-bureau kan ook helpen en zelf heeft u natuurlijk ook een smak ideeën in een la liggen met een slotje erop. God mag het weten, misschien is het mogelijk om het potlood er weer in te krijgen op basis van het ouderwetse appeal, net zoals de eerlijke keuken met die houten pollepels. Trouwens, de ballpoint is natuurlijk ook milieubedervend, lijkt me, met al dat plastic. Nou, als we al die ideeën op een rijtje hebben, kunnen we ze in fase 3 uittesten, in hoeverre ze aanslaan en bij wie. Dat zie ik wel zitten en het hoeft nou ook weer niet zo gigantisch
| |
| |
duur te zijn.’
‘Hoe duur?’ vroeg Bruinsteen slim.
‘Nou, dat is moeilijk precies te zeggen op dit moment. Maar laten we ervan uitgaan dat je in die eerste fase een man of 1000 ondervraagt met een vragenlijst van een kwartiertje. Dat heb je wel nodig.’ Ik pauzeerde even om nadenkend te kijken, en knikte. ‘Ja, een man of 1000 is echt wel nodig om erachter te komen wie wat gebruikt. Dat kost pakweg een 20 duizend gulden. Dan de ideeënbedenk-fase. Wil je dat goed doen, dan kom dat toch wel op zo'n 10 mille en de slotfase is dan wel zo'n 30 à 40 duizend gulden minimaal. Dus bij elkaar, wat zei ik ook weer?’
‘Bij elkaar 60 à 70 duizend gulden’, zei Lucas die had zitten noteren, ‘als ik het goed opgeteld heb, tenminste. Ja, 60 à 70 duizend guldentjes.’
‘Zo-o’, zei Bruinsteen geschokt, ‘dat is nogal wat.’
‘Ja, en dan is het echt nog niet zeker of er werkelijk zinvolle dingen uitkomen, daar moet u altijd rekening mee houden. Pijltjes afschieten in het donker, daar kun je het wel mee vergelijken.’
Ik nam een hap van Lucas' koud geworden koffie. ‘Af en toe hoor je AU en dan weet je dat je iets geraakt hebt. Maar nog niet eens wàt.’
Ik raakte duidelijk in de knoei met deze vergelijking. ‘Dat weet je pas als er iemand naar je toe komt stommelen om je een klap voor je kanis te geven.’
Lucas keek me gekweld aan, terwijl Bruinsteen ernstig zat te knikken.
Ik werd er giechelig van en streek mezelf hardhandig over de mond om de grijns weg te halen.
‘Zo is hij altijd’, legde Lucas uit, ‘eerst iemand lekker
| |
| |
maken met een onderzoek en dan zeggen dat er misschien niks uitkomt.’
‘Ja sorry’, zei ik, ‘de verkoop van zo'n projekt als dit daar word ik altijd een beetje tegendraads van. Ik kan wel een mooi verhaal ophangen, en we doen natuurlijk ons uiterste best voor dat geld, maar ik kan u geen resultaten garanderen. Dus waarschuw ik altijd maar even. Dat hoef ik ú natuurlijk niet te vertellen, maar onze ervaring is dat vooral directies van bedrijven nogal eens teveel verwachten.’
Bruinsteen begon te stralen. ‘Precies’, zei hij, ‘dat is bij ons ook zo.’
‘Wel, àls we voor u een onderzoeksvoorstel mogen maken, dan zal daar een duidelijke waarschuwing in staan, dat het best kan zijn dat er géén goed verkoopidee op de proppen komt.’
Hierna schakelden we rechtstreeks over van het ontbijt naar de lunch. We namen elkaar mee naar het belendende restaurant, noemden elkaar Erik, Lucas en Hans en scheidden als vrienden.
|
|