vooroorlogse type, een enorme voorgalerij met de bekende pilaren en een grote marmeren trap naar beneden. Binnen in de lounge is het koel en stil. Wij zijn de enige blanken, de rest van het hotel wordt bewoond door Indonesische zakenlieden en ambtenaren die 's ochtends in een drom het hotel verlaten, aktentasje onder de arm.
's Avonds gaat men vroeg naar bed, al wordt er eerst collectief tv gekeken in de voor dat doel totaal verduisterde lounge. Dat het hotel vroeger Nederlands eigendom was is nog te zien aan de sneeuwlandschappen die aan de muur hangen.
We storten ons meteen na aankomst in het verkeer, via het avontuur van de helitjak, een gemotoriseerde betja waar je voorin zit en met een snelheid van dertig à veertig kilometer door het verkeer wordt geraced. We moeten naar een reisbureau in hotel Indonesia, één van de pronkprojecten van Sukarno, gelegen aan de Jalan Thamrin. Het is een uiterst moderne straat vol wolkenkrabberhotels, en ook een belangrijke verkeersader, auto's rijden in dichte menigte heen en weer.
Hotel Indonesia is zo'n superdeluxe hotel waar je je alleen kunt thuisvoelen als je stikt van de Amerikaanse dollars. Dure bars en nightclubs en restaurants tref je erin aan, ook enkele luxewinkeltjes, een bankfiliaal, travel agency, enzovoort.
Als we onze vliegreis geregeld hebben gaan we naar het warenhuis Sarinah, waar een hele verdieping gewijd is aan kunstnijverheidsartikelen van de diverse eilanden van de archipel. We kopen er nog wat cadeaus voor de thuisblijvers maar moeten toch tot de conclusie komen dat het maar slecht gesteld is met de vaardigheid van de Indonesische kunstnijverheid. Ik krijg bijna tranen in mijn ogen als ik zie hoe armetierig het Moors aandoende houtsnijwerk van Celebes (een combinatie van houtkerven en verven) er nu uitziet. Wáár heb ik ooit die fraaie houten vogel verloren die mijn ouders in 1947 kochten?