Over de opvallendheid van toeristen
‘Half a hundred children envelop your car; dozens of eyes fix on you as you tuck into a plate of nasi goreng at a food stall. Giggles, cheekiness and laughter. Sometimes, tired and fretful after the rigours of a journey, you may feel like screaming’ (Peter Hutton in ‘Guide to Java’, McGrawhill, 1974).
Ook wij hebben over belangstelling niet te klagen, want zelfs in de grote steden kun je als blanke niet onopgemerkt rondlopen. Het gaat daarbij maar ten dele om commerciële belangstelling, want de handelaren vertrekken wel als ze merken dat je niet geïnteresseerd bent. Nee, je bent als vreemdeling een kijknummer, wat ons vreemd voorkomt want blanken zijn hier honderden jaren te zien geweest en worden nog dagelijks op het tv-scherm vertoond.
Vervelend is vooral de vorm die de nieuwsgierigheid aanneemt. In de meeste Europese landen kijkt men tersluiks even naar vreemdelingen, maar op Java staat al snel een menigte je aan te staren en ‘Hey miester’ te roepen.
Tijdens een feestdag bezoeken we de Bandungse dierentuin. Het is er razend druk, het glooiende terrein is zo dicht bezet dat de dierenhokken nauwelijks meer te zien zijn. Terwijl we er wat rondscharrelen merk ik ineens dat het geluid van de menigte afneemt. Ik kijk op en zie een paar duizend man naar ons kijken. Het is een enerverende gewaarwording.
In kleinere plaatsjes wekt het zien van een witte vreemdeling niet zelden krampreacties op. In Sitobondo, een kleinere plaats in Oost-Java, proberen we een mes te kopen. Bouke en ik lopen een winkel binnen en de eigenaresse breekt in een zenuwlach los. Ze heeft het niet meer. De te hulp geroepen dochter slaat één blik op ons en krijgt ook de slappe lach.