maar ook hier wordt het licht grotendeels weggezogen door de zwarte aanslag op de muren.
Ai, dat zal wennen worden, want al heb je je geprepareerd op een samenleving die heel wat minder luxe kent dan we in Europa gewend zijn, de werkelijkheid kun je je toch niet zo goed voorstellen.
Maar er staan vier bedden en daar gaat het tenslotte om. Nog een uurtje doorzetten, want eerst moeten we iets te eten zien te krijgen.
Het hotel heeft geen restaurant, we zetten Eric in het vouwwagentje, halen metgezel Bouke uit zijn cel-achtige kamertje en zitten een halfuur later in een Chinees restaurant, waar iedereen ons aankijkt maar gelukkig gaandeweg weer aan het eten gaat. Een stevige jongeman met een grote stapel tijdschriften probeert aan ons enkele geïllustreerde Indonesische damesbladen te slijten, probeert het dan nog even met een kookboekje, maar realiseert zich al snel dat er aan ons geen eer te behalen valt. Even later komt een krantenjongen binnen, door Engelse ziekte heeft hij één dun been waarmee niet te lopen valt. Op zijn hurken schuifelt hij bliksemsnel van de ene tafel naar de andere, slaat een korte blik op ons en passeert ons zonder zijn waar aan te bieden. Marco kijkt gefascineerd toe, nog nooit heeft hij iemand zo raar zien ‘lopen’. Even lijkt het erop alsof hij het ook gaat proberen, maar we kunnen hem goddank afleiden.
In een hoek van het restaurant staat een tv-toestel. Het geluid is afgezet, we zien een parade, close-ups van commanderende officieren worden afgewisseld met totaaloverzichten van de stram in het gelid staande manschappen.
Ik heb tevoren moeizaam een aantal Indonesische zinnetjes bedacht voor het verrichten van de bestelling, maar het is niet nodig want de kelner schuift een notitieblokje voor me waarop ik met potlood de bestelling kan schrijven, en gaat daarna op een paar meter afstand staan wachten.