aan voedsel is het aantal tokèhs en tjitjaks eveneens sterk verminderd. Vogels zien we zelden.
Nieuw is de airconditioning, een uitvinding die op den duur een culturele revolutie teweeg zal brengen, omdat het verslavend werkt en de mensen binnen houdt. We mijden de hotels met airconditioning en gaan pas na twee maanden, in het bloedhete Surabaja, door de knieën. Het legt ons toeristisch enthousiasme vrijwel lam, want telkens als je een stap buiten de deur doet slaat de vochtige hitte dubbel zwaar op je neer.
Nieuw is voor mij ook dat alles in de steden en op het platteland er zo goed onderhouden uitziet en dat vrijwel iedereen het zich kan permitteren om ongescheurde kleren te dragen. Bedelaars zien we weinig en dan alleen nog de echt verminkten, zoals de man zonder armen en benen, die op Tundjungan (Surabaja) in de winkelgalerij op een kruk zit, geanimeerd kletsend, een levend standbeeld.
Nieuw is ook de closetrol. Maanden voor ons vertrek werd ons al door allerlei oud-Indischgasten met pretogen verteld dat we nu weer aan de fles moesten, want vroeger placht men in Indonesië met de rechterhand een fles water over de billen te laten leeglopen, terwijl men met de linkerhand de bilspleet schoonwaste. Goed voor de kringspier werd ons verzekerd, maar: nóóit een Indonesiër iets met de linkerhand aangeven, want deze hand is onrein. Inderdaad, de eerste keer dat ik bij een stalletje de verkoper een flesje limonade halfvol teruggeef, giet hij het ostentatief leeg, een overdreven gebaar want zelfs in de wat goedkopere hotels treffen we stevig, goed absorberend toiletpapier aan. Papieren luiers daarentegen zijn nergens te krijgen, zodat we ertoe overgaan om Eric in maandverband te verpakken. Vrijwel dagelijks moeten we een pak kopen, een bezigheid die ons al snel begint te benauwen (wat zal men wel denken van de Europese vrouw), zodat we de aankopen spreiden over meerdere winkels. In de loop van de maanden laten we een spoor achter dat Indonesische