men, ik stuurde en Marjolein keek en lacherig bereikten we haar adres. Het was donker, Robin was er nog niet of sliep al.
Er viel een stilte, zoals ook de vorige keren, en we zoenden en namen afscheid en zoenden elkaar ten afscheid, en er kwam geen eind aan.
‘Ik wil met je naar bed,’ zei Marjolein ten slotte.
Ik had het idee al lang van me afgezet, te ingewikkelde toestand, en we waren moe en dronken. Morgen moest ik om negen uur in Alkmaar zijn bij Celtonna, Uw Koekjes van Eigen Deeg, om half acht op. Het zou nu ongeveer twee uur zijn.
‘Ik ook,’ zei ik, ‘met jou. Maar is het verstandig?’
‘Nee, maar we mogen toch wel eens iets doms doen?’
‘Nu?’ vroeg ik.
‘Ja nu,’ zei ze, en ging rechtop zitten.
Of nooit, vermoedelijk. Zorgelijk dacht ik na.
Nuchter zou zij het nimmer voorstellen, en als een vrouw moest wachten tot ik het initiatief nam zaten we al in verschillende bejaardenhuizen. In liefdeszaken was ik altijd het vleesgeworden uitstel geweest, te bang het niet goed te doen, door de mand te vallen als saai, lelijk, no fun. Te bang risico's te nemen. Dat moest maar eens uit zijn.
Een kwartier later zaten we in mijn miniflatje, allebei toch wat beducht voor wat komen ging.
In het ijskastje vond ik nog een aangebroken fles wijn van drie dagen geleden en een zak pinda's en in de cassetterecorder huisde altijd het bandje Mozart.
Ik vertelde haar over Jan Arends en zijn mislukte vliegpoging, en over Johnny's eetangst en praatte ons romantisch moment bijna het archief in.
Maar toen ik haar nog eens inschonk nam ik ineens het besluit dat nodig was, en kuste haar. Een beetje een kameraad was zij immers al, er was geen reden voor