‘Dat noem ik nog eens steun.’ Lef had hij wel.
‘Het deugt gewoon van geen kant, het spijt me.’
‘Wáár dan?’
Ik legde hem het rapport voor, met de kritische kruisjes die ik braaf op de eerste pagina's gezet had, voordat het me te veel werd.
‘Jaap, je moet beginnen met de probleemanalyse en niet alleen vermelden dat er een onderzoek gedaan is bij vijfhonderd vrouwen. En dan hoor je per probleempunt aan te geven welke antwoorden het onderzoek heeft opgeleverd. En dan maak je ter afronding een samenvatting en trek je conclusies. Wat jij gedaan hebt is gewoon onder elke tabel zetten wat er in die tabel staat; 36 procent zegt dit, 24 procent vindt dat. Daar schiet toch niemand iets mee op? Bovendien noem je nog foute percentages ook.’
Dat raakte de nitwit. ‘Hoezo foute percentages?’
Ik wees ze aan en hij boog zich met tegenzin voorover om ze te kunnen zien. ‘Een paar typefouten,’ concludeerde hij.
‘Die had je toch moeten zien, je had toch verder geen project onder handen?’
‘Hoho, ik had vergadering van de ondernemingsraad.’
‘ok, daar wil ik niet op afdingen,’ zei ik voorzichtig, ‘maar het feit ligt er dat het geen goed rapport is. Van Maurik klaagt echt niet gauw, en nu al twee keer in een paar weken.’
‘Wel behoorlijk achterbaks om achter mijn rug zijn beklag te doen.’
Jaap was een meester in het retourneren van verwijten, begon ik te ontdekken.
‘Dat is toch zijn goed recht! Hij hoeft onze personeels-problemen toch niet op te knappen?’
‘Aha, ik ben nu een personeelsprobleem!’