uitkleedde en ineens ontdekte dat een kleine jongen met starre angstogen naar mijn bovenarmen keek).
Op het Ignatius College vertoefde toen de bekende pater Van Kilsdonk die daar befaamd was door het mistige basgeluid waarmee hij een halve lettergreep te laat meeliep in de jaarlijkse processie rond de cour (een speelplaats waar de eertijds beroemde Jan Zeegers zijn eerste rondjes hardliep). Ook pater Dreesen - inmiddels bekend als studentenzielverzorger - gaf daar les, een man die mij bij is gebleven omdat hij meer tanden in zijn mond heeft dan een normaal mens kan bevatten. Hij gaf les in economie, op basis van het boek van de gepensioneerde pater Cavadino (na zijn dood werd het onmiddellijk afgeschaft) wiens uiteenzetting over katholieke economie neerkwam op ‘niemand moet meer nemen dan hij nodig heeft’, wat mij getroffen heeft als een diepzinnige en voor een wereld van kloosterlingen ook heel hanteerbare regel.
Pater Dreesen, herinner ik me, kon erg mooi vertellen over een klooster in Zuid-Limburg, waar in grotten onder de grond de wijn geteeld werd (nu ik dit neerschrijf begrijp ik er niets meer van, maar het zit nu eenmaal zo in mijn geheugen).
Belangrijk voor onze opvoeding was pater Van Hees, ofwel Het Paard, later journalist bij Het Vrije Volk. Hij gaf ons godsdienstles, waarbij hij steunde op de 5 (of 7 of 9) Godsbewijzen van de Katholieke Kerk. Dat waren bewijzen uit het ongerijmde, waarbij het altijd een probleem bleef wat nu ongerijmder was: het wel of niet bestaan van een God. Uiteindelijk bleek dan ook dat je gewoon in die Godsbewijzen moest geloven, en ik moet zeggen dat Pater Van Hees er in slaagde om ons een heel eind in die richting te helpen.
In die tijd, rond '56, werd een leerling nog op het matje geroepen als hij buiten schooltijd met een meisje werd gezien en daarom was het ook bepaald vooruitstrevend dat pater Van Hees ons (het Ignatius College bevatte uiteraard alleen jongens) seksuele voorlichting gaf. Niets over viezigheid zoals condooms, natuurlijk, het ging om voorlichting over voortplanting. Hij tekende een heel schema op het bord van kleine zaadjes die zich kwispelend voortbewogen in de vrouwelijke ontvangsthal, en ik zie hem nog met zijn lange handen kwispelend voor het bord staan, omhóóg de meer dan levensgrote schede in.
Tijdens die les stond een jongen op die op felle toon protesteerde tegen deze aanschouwelijke voorstelling van zaken, die hij als ontheiliging beschouwde (hij ontpopte zich later ook als homoseksueel) en we hebben nooit gehoord hoe het die zaadjes verder verging.
Het is duidelijk dat ik in deze omgeving geen zachte en vriendelijke Engelbewaarder hoefde te verwachten, die houden het alleen vol in zonniger klimaten waar ook het leed nog pittoresk is.
Dat merkte ik toen ik in de afgelopen zomer met een groep toeristen Tanger bezocht. Aan de kade wachtte hij ons op, gestoken in een lang