Moordbaan
‘Vindt u het in het landsbelang dat ik op die vraag antwoord geef?’
De kleine reporter dook iets dieper in zijn jas, kneep zijn kindermond een beetje dicht, maar bleef de microfoon koppig voor de politicus omhoog houden.
‘Als daar ook maar énige twijfel aan is,’ vervolgde de metalige stem, ‘dan zou ik mij toch maar liever willen houden aan mijn afspraak met de heer Beel, om in dit stadium van de besprekingen geen verdere mededelingen te doen.’
De man die in de schemerige kamer naar het scherm zat te kijken richtte zich op. Hij had geprobeerd of het waar was dat Schmelzers hoofd ondersteboven wéér een hoofd liet zien. Het was niet waar. De reportage was afgelopen, je zag de politicus in een auto stappen en snel weggereden worden. De ruiten van de auto gaven nog even het beeld door van zijn dunne overwinnaarslachje.
De man zette het toestel af en bleef nadenkend voor zich uit zitten kijken. Het was al drie uur in de morgen voordat hij tot een besluit kwam. Hij gooide zijn hoekige figuur over zijn kleine fiets en ging op pad. Zijn hoofd met het korte borstelige haar zwoegde heen en weer over het stuur.
Nauwelijks een uur later stopte hij voor het rustige huis met zijn twee verdiepingen en kalme voortuin. Hij zette het fietsje tegen het voorhek, nam het pompje er af en ging naar de voordeur. Schmelzer, stond er op, zonder voorletters. Het was een grote deur met ijzerbeslag. Hij trok aan de bel en wachtte.
Het duurde zeker een halve minuut voordat de deur open ging. Schmelzer droeg een effen donkerblauwe kamerjas. Ze keken elkaar enige tijd aan. ‘En u wenst?’ zei Schmelzer tenslotte. De man hief zijn lichte fietspompje en sloeg toe. Vlak voordat hij de kalende schedel bereikte greep een hand zijn arm, hij voelde zichzelf door de lucht vliegen en met een smak op de vloer terecht komen. Boven hem het half glimlachende gezicht van judoka Schmelzer. Op het laatste ogenblik zag hij diens gestrekte hand aankomen en probeerde zijn hoofd weg te trekken, de eerste slag raakte hem half, de volgende voelde hij ook nog, de derde niet meer.
Schmelzer keek even naar het levenloze lichaam, pakte het dan bij de armen en slingerde het over zijn schouder. Voorzichtig manoeuvrerend bereikte hij de garage in de achtertuin, deed de achterkap van de auto open en gooide het lijk bij de twee andere. Met enige moeite kon hij de kap weer dicht krijgen. Terug in de slaapkamer zag hij dat zijn vrouw wakker geworden was. ‘Weer zo'n idioot’ zei hij en trok zijn kamerjas uit, ‘ik moest maar eens wat minder op de tv komen.’
Hij kroop in bed, en voelde dat hij best nog wat slapen kon. ‘Wil je me vroeg wekken?’ vroeg hij terwijl hij zich op zijn buik draaide, ‘ik moet met zonsopgang weer een ritje in de duinen maken.’