wij op verboden terrein, maar de wachtpost was zo menselijk...’), en stelde me goed zichtbaar op, midden op de rails. Zelfs toen ze dichtbij waren, zagen ze me niet. Jack was kennelijk dronken, en de Queen had alle moeite om hem op gang te houden. Hij leunde zwaar op haar schouder en keek fervent naar de grond.
Ik zei ‘goedenavond’, en ze bleven staan. De oude leiperd ondernam ineens een klein looppasje, greep met beide handen het geweer dat ik nog steeds voor de borst hield, en ging er aan hangen. Ik dankte de hemel dat ik de grendel nog niet achteruit gehaald had. Sheba kwam naderbij en begon zonder mij te groeten aan hem te sjorren, terwijl hij uitbarstte in een vrolijk wijsje.
Zij kon hem niet baas, hij liet het ding niet los, en ik evenmin.
Tenslotte stopte ze en keek me zuchtend aan. Wat doe je nou verdomme met zo'n mens?’ Ze had een lage stem.
‘Moet hij nog ver?’ vroeg ik.
‘Naar dat huis’ wees zij, een van de villa's die een paar honderd meter verder lagen.
Ik maakte een kleine berekening, en kwam tot de slotsom dat de eerstvolgende wachtpostencontrole pas over een half uur zou zijn. Dat liet een redelijke ruimte vrij. Ik bood aan te helpen, en ze accepteerde dankbaar.
Ik liet het geweer los, de grijze Jack legde het trots over zijn schouder en begon wankelend te marcheren.
‘Be careful, its loaded’ waarschuwde ik hem. ‘Me too’ riep hij en viel op zijn gezicht. We hielpen hem gezamenlijk overeind en begaven ons op weg.
Het was een mooi huis, grote witte hal, ruime lounge met grootscheepse meubels. Jack zakte in een fauteuil in elkaar en sliep onmiddellijk. De Queen en ik gingen tegenover hem zitten, elk aan een uiteinde van de sofa. Ze was helemaal bezweet, grote natte plekken op haar rug, en speeksel op haar borst, waar Jack zijn kop had laten hangen. Toch zag ze er fris uit, en van dichtbij zelfs nog groter dan ik me haar kon herinneren. Grote blauwe ogen, hoog opgestoken haar, een rozige kleur op de wangen, het lichaam athletisch met lange benen waarop blonde haartjes.
Zonde dat zo iemand bij de Spit terecht was gekomen, om de matras van mensen als Jack te worden.
Ik vroeg me af wat er nu verder zou gebeuren. Enige dankbaarheid voor mijn hulp kon er wel af, dacht ik zo. Een lang en vriendschappelijk gesprek zat er op zijn minst toch wel in. Tijdens zo'n gesprek ontdek je allerlei gemeenschappelijke gedachten en gevoelens. Misschien kon ik haar een steun en toeverlaat worden, eindelijk iemand die haar begreep en niets verweet.
Ik keek nog eens goed naar haar. Wat een dijk van een vrouw.
Eerst Jack weg krijgen.
‘Ja,’ zei ik, ‘zullen we hem maar in bed leggen?’
‘O, dat kan ik wel alleen, dat heb ik wel meer gedaan,’ zei ze.