precies bij Wim, daar hielp geen lieve moedertje aan. Ze droeg witte tennisshorts en een witte bloes eroverheen. We stonden een minuut op hen neer te kijken, toen riep Wim: ‘Hé Els, je hebt een bloedzuiger!’
Gillend sprong ze overeind en inderdaad, op haar linkerkuit zat een klein, glad, donker lichaampje. Ze stampte met haar voet en begon eraan te trekken.
‘Niet doen’, riep ik, ‘dan blijft het kopje zitten.’
Ze was erg geschrokken en we kregen haar met moeite zover dat ze weer ging zitten. Ik haalde een sigaret uit mijn zak en Wim verpulverde hem en wreef de tabak op het beestje. Het werkte, na een halve minuut liet hij los. Van angst had Els gehuild, maar het ijs was gebroken. We zaten bij elkaar en rookten zwijgend een sigaret.
‘Zin in zwemmen?’ vroeg Wim tenslotte.
‘Kan toch niet?’ zei Els, ‘we hebben geen zwempak bij ons.’
‘Kan best.’ Doodgemoedereerd ging Wim staan, trok met enkele bewegingen zijn kleren uit en sprong naakt het water in. Hij zwom in de richting van het schuim, spartelde wat rond en kwam weer terugzwemmen.
‘Kom op’, riep hij, ‘het is heerlijk.’ We aarzelden, Els en haar zusje smoesden met elkaar, stonden op en verdwenen achter een bosje struiken. Als een haas kleedde ik me uit en sprong in het water. Het was ondiep maar koud. Naast elkaar lagen we, halfzwemmend met de voeten op de grond, te kijken naar de plek waar de meisjes vandaan moesten komen.
Het duurde vrij lang, maar toen kwamen ze toch aanrennen, Els achter haar zusje, zo bloot als bloot maar zijn kan.
Ik had me meer van dit moment voorgesteld, Els zag er precies zo uit als ik verwacht had, kleine huppelende borstjes, witter dan de rest van haar huid, tussen haar benen de glimp van een gleufje.
Schaterend stortten wij ons op elkaar in het witte schuimwater, duwden, gooiden omver, lichtten beentje, spatten water, trokken aan haren, slikten golven in. Na een tijdje waren we doodop, we keken elkaar aan en ernst daalde over de situatie. Wim trok Els het water uit. Samen liepen ze in de richting van de waterval en verdwenen achter het watergordijn. Haar billen volgde ik tot ik ze niet meer zag. Toen stapte ik de kant op en trok snel mijn broek aan over mijn natte onderlijf.
Het was me rommelig te moede. Ik ging zitten aan de zijkant zover mogelijk van de waterval, en keek naar het afdalende stroompje. Na enige tijd kwam Martje naast me, ze had niets aangetrokken. Ze was 10 jaar, een kind nog, waar je weinig tegen kon zeggen.
‘Hoe gaat het op school?’ vroeg ik tenslotte. Ze keek me verbaasd aan, ze had dezelfde keiharde blauwe ogen als Els,