‘Ja?’ vroeg ik. Ik keek naar het asfalt. Er was niets te zien, zelfs geen plukje haar.
‘Dat meisje was 6 jaar’, zei Adrie. Iets jonger dan wij dus. Ik zag het helemaal voor me, een blond meisje van 6 jaar, dat de weg overstak. Er kwam een vrachtwagen aan die haar overreed.
‘Was het een vrachtwagen met twee wielen aan de achterkant?’ vroeg ik.
‘Nee, zo eentje met vier wielen, misschien wel 6 wielen.’
Allemaal wielen aan de achterkant.
‘En toen zijn ze er nog een keer overheen gereden?’ vroeg ik huiverend.
‘Dat heb ik toch al verteld,’ riep Adrie. Ze slingerde haar schooltas om zich heen en raakte me in de heup.
‘Het is niet waar’, zei ik.
‘Wel waar, ik heb het zelf gehoord van mijn moeder. Dat kleine meisje werd overreden maar ze was nog niet helemaal dood. Toen kwam de dokter er aan. Die heeft naar haar gekeken, maar hij kon niets doen. Toen is die chauffeur achteruit gereden en toen was ze dood.’
‘Vier wielen?’
‘Vier wielen, zes wielen, een hele grote vrachtwagen.’
Ik voelde me bang. Het asfalt was warm en zacht. We waren vlakbij Oey Tjeng Hwa, waar we asemkoekjes mochten kopen.
‘Ik zal het je moeder vragen’, zei ik, maar ik wist dat ik dat toch nooit zou durven, een grof wijf met losse handen.
Terneergeslagen liep ik verder. Doodzonde van dat blonde meisje van 6 jaar.