Herinneringen uit mijn scheidsrechtersloopbaan
Op bijeenkomsten van het scheidsrechterscorps komt weleens de vraag naar voren wie nu de beste voetballer was die we op de groene mat hebben zien rondlopen. Cruijff, zeg ik dan altijd, Johan Cruijff, en aan de verbaasde blikken die ik retour krijg kan ik zien dat ik al tot de oudste leden begin te behoren.
Als alles anders gelopen was zou Cruijff dit jaar ruim vijftig geweest zijn, en vermoedelijk kaal en dik. Maar zeker met een glanzende voetbalcarrière achter zich, vastgelegd op duizenden meters film en videoband. Nu resteren alleen nog de pakweg dertig minuten zwartwitbeelden die in de tv-archieven overgebleven zijn uit de paar jaar dat hij heeft mogen schitteren op de Nederlandse velden. Ik heb zijn laatste wedstrijd gefloten en altijd het stuk bewaard dat Ir. van Emmenes daarover in 1969 in het voetbalweekblad Goal schreef:
Buiten de muren van het stadion werden zwarte kaartjes druk verkocht en binnen was het gezellig vol. De dames liepen rond in hun mooiste toiletten en manipuleerden koket met hun parasols. De heren verdrongen zich om de hokjes van de bookmakers om een gokje te wagen op de afloop van de wedstrijd.
Televisiecamera's, die straks de wedstrijd zouden verslaan, stonden nu nog op de menigte gericht en probeerden de bekende persoonlijkheden in beeld te krijgen.
Om precies twee uur klonk de gong voor de eerste speelhelft. Over het verloop van de wedstrijd is in de kranten al veel geschreven. Ajax rolde het zwoegende maar trage NEC in negentig minuten op.
Vooral de hardwerkende Groot onderscheidde zich: geholpen door Muller en Van Duivenbode droeg hij de