Intussen was de neger boos geworden. Hij had zijn regenjas weer gepakt en zei duidelijk articulerend: ‘I heard that this treatment also existed in Europe. But I didn't believe it. Now I do!’
De kapper verstond geen Engels, in de spiegel keek hij mij hulpeloos aan.
‘He doesn't know how to cut your kind of hair,’ vertaalde ik, ‘that is the only problem. This is no discrimination’.
‘I don't believe you. I've seen and heard enough.’ Met opgestreken zeil verliet hij het pand. Zittend op de kapperstoel keek ik hem na.
Was ‘kind of hair’ wel de goede uitdrukking, had ik misschien ‘type of hair’ moeten zeggen?
Ik was 23 en had nog een lang en arbeidzaam leven voor me. Vrouw en kinderen had ik tegoed, veel kantoorgedoe tot het pensioen, maar ook de jaarlijkse vakanties als passende beloning. Toch is die kleine gebeurtenis in de Bakkerstraat (bij de Balk in 't Oogsteeg) me al die jaren bijgebleven.
‘Ja,’ legde de oude kapper me uit, ‘ik heb het één keer eerder aan de hand gehad. Er kwam een Surinamer binnen en ik begon hem te knippen. Maar ik merkte dat ik het niet kon. Al die krulletjes moet je stuk voor stuk optillen en korter maken, ik wist niet hoe dat moest. Ik zweette me rot.’
Dat laatste overtuigde me. Hier was geen sprake van discriminatie, maar van het oerprincipe van de Nederlandse kapper uit die tijd: doe vooral geen moeite, en doe dat op je gemak.
Een paar jaar later begon vanuit Amerika de revolutie: Hair. Mannen gingen niet meer naar de kapper, lieten hun sierbeharing naar hartelust groeien, knipten het zelf één keer per jaar bij. Nergens ter wereld werd die trend