| |
| |
| |
IV. Syntaxis: de opbouw van de zin
IV.1. Terreinafbakening
In de vorige hoofdstukken hebben we ons vooral bezig gehouden met de betrekkelijk banale mogelijkheden die er op het gebied van de woordvorm bestaan voor het produceren van de exclusieve tekst.
Een tekst is echter méér dan een verzameling losse woorden: er dient voor de lezer op het eerste gezicht ook enige samenhang in te zitten. Welnu, de manier waarop u de woorden tot zinnen bouwt, bepaalt voor een belangrijk deel de manier waarop uw tekst gelezen wordt. M. Nijhoff heeft over syntaxis veel treffender geschreven dan menig taalkundige, en wel naar aanleiding van teksten van Paul van Ostayen. Het werk van Van Ostayen is thans, na ruim een halve eeuw, voor velen nog steeds ontoegankelijk en dus voor ons exclusivisten heel interessant. Nijhoff zei:
‘De grasspriet is niet geringer dan het wentelen der sterren’ sprak Walt Whitman, en, als literaire consequentie daarvan, ‘schaf de bijvoeglijke naamwoorden af’, had Marinetti in zijn manifest uitgeroepen.
(Nog steeds een der heilzaamste werken die men aan een beginnend dichter kan geven.)
Onze enige taalrijkdom bestaat uit zelfstandige naamwoorden, de directe voorwerpsbenoeming; wij maken ons deze uitwendige wereld van het oog tot een inwendigheid, tot een bewust eigendom, door deze concreetheden in onderlinge positie en spanning te brengen: de functie van het werkwoord. Daarmede treedt echter de syntaxis op, het geheimzinnige element van de taal, waardoor de koude aanduidingen door een zekere zelfvoortdrijving een vaart krijgen, waarin, buiten ons
| |
| |
waarnemend bewustzijn om, het scheppend element gaat optreden.
Zonder syntaxis geen creativiteit. Zonder syntaxis glijdt de wereld weer over ons bewustzijn voorbij gelijk de aanschouwde beelden over onze oogbal.’
(Verz. Werk 2*, pag. 80).
De kernbegrippen uit dit citaat moet de exclusivist goed tot zich laten doordringen: syntaxis is het geheimzinnige element van de taal, zonder hetwelk geen creativiteit mogelijk is. Welnu, wie àl te duidelijk is, is niet geheimzinnig. Geheimzinnigheid is een intrigerende eigenschap, waarvan de meer verheven teksten dus voortdurend voorbeelden moeten geven. Ook de creativiteit, die aan ons schrijvers toegedicht (toegedacht) wordt, moeten we uitbuiten. Niet het gewóne woord, niet de gewóne zinsbouw zijn ons ideaal, maar het afwijkende woord, de omtrekkende beweging zijn ons ideaal. Reeds in 1972 heeft H.J.A. Hofland in zijn boek Tegels Lichten er op gewezen dat
‘een handleiding voor de aanvaardbare wijze van uitdrukken ook een spraakkunst moet omvatten, of tenminste een aantal regels voor de zinsbouw; een eufemistiek die aangeeft hoe met bij- en tussenzinnen een explosief probleempje ingesneeuwd kan worden, zodat er uitsluitend nog wat mollige contouren overblijven.’
Deze en andere dringende behoeften van de exclusivistische schrijver zullen in de volgende paragrafen besproken worden. Slechts wie zich bewust is van alle mogelijkheden tot geheimzinnigheid, die er op syntactisch gebied liggen, mag hopen op goed resultaat van zijn schrijfarbeid.
| |
IV.2.
De INcongruentie is een intussen reeds zeer veel toegepast, en derhalve door de ware exclusivist slechts spaarzaam te gebruiken syntactisch middel om vaagheid te bereiken. De bedoeling is dat u in een, liefst nogal ingewikkeld opgebouwde zin, het getal van onderwerp en gezegde niet laat samenvallen. Met andere woorden dat u bijvoorbeeld een enkelvoudig
| |
| |
onderwerp combineert met een meervoudsvorm van het werkwoord. Reeds een deel van de geheimzinnige status der Zwarte Pieten berust hier op:
‘Ik nemen jou mee in zak naar Spanje.’
Dat is natuurlijk een eenvoudig voorbeeld, dat we met het klimmen der jaren intussen in zijn simpelheid doorzien. Maar hetzelfde middel kan wel intelligenter toegepast worden, zoals de staatssecretaris bewees met de zin
‘Ik zal evenmin duidelijk gaan maken dat het merendeel der bezwaren niet op zouden komen bij ter zake kundigen.’
En buitengewoon subtiel is het volgende voorbeeld, omdat u zelfs nog zou kunnen twijfelen òf er wel sprake is van incongruentie.
‘Daarna is het de ontwikkeling van de opto-elektrische halfgeleidercomponenten geweest, die het mogelijk maakten extreem breedbandige lichttransmissiesystemen te concipiëren.’
Wie zò kan formuleren is terecht geen gewone geleerde meer, maar een hooggeleerde.
Wel wil ik u er nog voor waarschuwen de incongruentie niet meer toe te passen in zinsconstructies met ‘...een aantal...’. Dit wordt intussen zo ruim gedaan, en ook al zo ruim door de lezers doorzien, dat ieder gewenst versluierend effect achterwege blijft.
| |
IV.3.
DE (PRONOMINALE) VERWIJZING is uitermate belangrijk bij het creëren van tekst. De achtergronden en mogelijkheden ervan dienen hier dus goed en uitvoerig doordacht en toegepast te worden.
Waarom handelt het zich hier? (voor het gebruik van deze zinsconstructie verwijs ik naar Hoofdstuk V, paragraaf 3.). Als we praten over tekst, praten we over woorden. Nu kunnen de woorden grofweg verdeeld worden in twee groepen: woorden
| |
| |
die van zichzelf iets betekenen (bijv. appel) en woorden die hun betekenis pas uit de omringende woorden opzuigen (bijv. deze). De eerste groep is voor ons doel, het exclusieve schrijven, niet interessant omdat die woorden duidelijk zijn. De tweede categorie biedt echter mogelijkheden.
Ten eerste zijn ze van nature erg vaag. Als we zeggen: ‘Hij is kapot’, kan ‘hij’ zowel op een machine als op een mens slaan. Van deze vaagheid moeten we gebruik maken. Het is altijd aardig om in een tekst te zeggen ‘Het is dus duidelijk dat...’, zonder dat de lezer zich meteen realiseert dat ‘het’ hier erg vaag is. Men hoeft niet altijd duidelijk te zijn, om duidelijkheid te suggereren! Vooral waar nog al eens gevraagd wordt naar meer duidelijkheid in de politiek, verdient het gebruik van deze vage verwijzingen zeker nadere overweging. De tweede reden waarom deze groep van vage woorden voor ons van belang is, ligt in hun funktie binnen de tekst. Omdat ze, zoals reeds gezegd, hun betekenis opzuigen uit de omgeving, zorgen ze voor het onderlinge verband tussen de woorden.
M.a.w. ze zorgen ervoor dat de woorden méér zijn dan een verzameling losse woorden en wel dat de woorden een samenhangende tekst vormen.
Ze leggen de verbindingsdraden over en tussen de zinnen, en bewijzen zo de gezamenlijke afkomst van de woorden tekst en textiel, namelijk van het Latijnse woord textere = weven. Welnu, zoals we bij het weven van textiel de draden wat vaster of losser kunnen leggen, kunnen we dat ook bij het tekstverband doen. En evenzeer als ‘open weave’ gordijnen door hun transparante vaagheid aantrekkelijke weefsels kunnen zijn, kunnen wat vage verbindingen der woorden héél suggestief zijn. En ook hier kunnen we weer profiteren van de ietwat diffuse grenzen tussen goed en fout. In het niemandsland daartussen voelt de ware exclusivist zich thuis.
Heel fraai en wetenschappelijk is de onduidelijke grens tussen goed en fout reeds in 1935 geformuleerd door Prof. dr. Gerlach Royen o.f.m. Hij wijdde toen een heel hoekje aan ‘Pronominale problemen in het Nederlands’ en komt bij de analyse van enkele zinnen waar ‘het’ op het eerste gezicht fout gebruikt lijkt tot de volgende milde conclusie:
| |
| |
‘Daar ons denken, zoal niet uitsluitend, dan toch hoofdzakelijk in woorden plaats vindt, moet men ten aanzien van het al of niet “vervangend” funktioneren der pronomina, ook met latente congruentie rekening houden.’
Mocht iemand u dus verwijten dat er met de pronominale vewijzing in uw tekst iets mis is, dan hebt u als tegenargument bij de hand de latente congruentie van Gerlach Royen!
Het wordt nu tijd om wat concreter de verwijswoorden te bekijken en enkele voorbeelden te analyseren.
- Bepaalde lidwoorden, de en het, vormen de eenvoudigste verwijzende woorden in de tekst. Vooral het kan uitermate veelzeggend en suggestief gebruikt worden, zoals ik in een voorbeeld hierboven aangaf.
Wie vastberaden en wèl bepaalde teksten wil produceren, gebruikt dus bij voorkeur de en het, ook al moet de lezer zes gedachtensprongen van u overbruggen om het verband te vinden. Gelukkig is de Nederlandse lezer uitermate volgzaam en geneigd ingewikkelde taal als gezaghebbend te beschouwen. Het verschil tussen de bepaalde en het onbepaalde lidwoord wordt in de bekende Nederlandse Spraakkunst van Rypma en Schuringa gedemonstreerd aan de hand van het voorbeeld aan tafel en aan de tafel. (De taal van de grammaticus stijgt daarbij tot een ongebruikelijk, haast essayistisch niveau.)
‘Het verschil ligt niet hierin dat de tafel (“aan tafel”) in de orde van tastbare, concrete, stoffelijke wereld iets vaags en vers zou zijn voor de spreker en in het andere geval (“aan de tafel”) grijpbaarder, zichtbaarder, enz., maar de taalvorm diafragmeert niet tot scherp - kan men zeggen met een fotografische term - in het ene geval maar in het andere geval wèl. Het verschil tussen de/het en 'n/(niets) is er een tussen gereleveerde of relevante en ongereleveerde of irrelevante actualiteit.’
Aangezien de ware exclusivist het woord ‘relevant’ ongetwijfeld
| |
| |
koestert, is met dit citaat nog eens aangetoond hoe nuttig de en het voor ons zijn.
- De bezittelijke voornaamwoorden bieden ons weinig speelruimte. Een aardig effect bij deze categorie kunt u nog wel eens bereiken door enkele standaarduitdrukkingen te verfijnen. Want wie zegt:
‘De beleidsvoorstellen van de Hogeschoolraad zullen te zijner tijd nog eens kritisch bekeken worden.’,
komt met ‘zijner’ in deze zin eigenlijk niet goed uit. De exclusivist zou hier ‘hunner’ kunnen gebruiken.
Ook de combinatie ‘met z'n tweeën (of meerderen)’ leent zich voor een dergelijke verfijning. Niemand kan u aantonen dat ‘met hun achten’ niet goed zou zijn.
Zeer voorzichtig, tenslotte, moeten we omspringen met het bezittelijk voornaamwoord ‘haar’. Er is reeds van zoveel kanten gewezen op het verschijnsel van de ‘haar’-cultuur (dat is de neiging om te pas en te onpas ‘haar’ in plaats van ‘zijn’ te gebruiken) in Nederland, dat de ware exclusivist gauw het gevaar loopt op één lijn met de taalparvenue te komen. Natuurlijk is de verwijzing naar allerlei zaken met ‘haar’ voor ons aantrekkelijk. Het maximale effect bereiken we hier door zeer nauwkeurig de geslachtsaanduiding der woorden uit ‘Het Groene Boekje’ te volgen, en daarbij een voorkeur voor de vrouwelijke lijn te laten gelden bij de aanduiding v. (m.). Door zo te handelen, voorkomen we misstappen en wijken we toch voldoende af van het gewone taalgebruik,. Of vindt u ‘de kachel en haar warmte’, ‘de kalfslever en haar smaak’ of ‘de kaasschaaf en haar scherpte’ ook al gewoon?
- De betrekkelijke voornaamwoorden (die, welke, dewelke, dat, wat, hetgeen, hetwelk) geven ons op twee manieren de gelegenheid in ons taalgebruik van het gewone af te wijken.
Ten eerste hebben we meestal de keuze tussen de normale vorm en de plechtige: die of (de)welke, wat of hetgeen, hetwelk. Het is duidelijk dat de statige, negentiendeëeuwse degelijke vormen
| |
| |
onze voorkeur genieten. Notarissen, de wetgevende overheid, juristen en andere eerbiedwaardige en onaantastbare groepen in onze samenleving gaan ons hier reeds sinds lang in voor. Proef de statige volheid van deze zin:
‘Ter wille van de overzichtelijkheid wordt begonnen met een vermelding van de in het onmiddellijke verleden reeds gedane voorstellen, hetwelk ons tevens gelegenheid biedt iets gemakkelijker tot een wenselijke scherpere begripsbepaling te geraken.’
Prachtig is het ook als u van dergelijke zeldzame woordvormen nog een verbogen, 2e naamvalsvorm weet in te passen: welks, welker, zulks. Een dergelijke combinatie verhoogt het cachet van uw tekst, hetgeen nooit weg is.
‘Zulks vormt op zijn beurt een der vooronderstellingen, waarvan datgene wat in dit rapport volgt, afhankelijk is.’
Aldus een rapport van de Academische Raad.
Ten tweede zijn de betrekkelijke voornaamwoorden voor ons interessant omdat we ze, zoals hun namen al aangeven, ergens op moeten betrekken.
Ook hier kunnen we weer constateren dat er een glijdende schaal bestaat, tussen wat ècht fout en wat ècht goed is. De exclusivist zal aan geen der beide einden van de schaal willen zitten, maar ergens in het ‘juiste midden’. Want stelt men niet zowel de voorstanders van het openbaar vervoer als de verdediger van het eigen vervoer tevreden in één zin door te zeggen:
‘Ik kan niet fietsen, wat toch wel erg praktisch is in een stad als Amsterdam.’
Wat moet de lezer van deze zin nu met ‘wat’ verbinden?
Het fietsen of het niet fietsen, that's the question.
In het algemeen worden dat en wat nog wel eens door elkaar gehaald. Voor ons doel is het nuttig om te weten dat wat algemener en vager verwijst dan dat en derhalve onze voorkeur
| |
| |
geniet.
- De aanwijzende voornaamwoorden (deze, die, dit, dat) en de door middel van een voorzetsel afgeleide voornaamwoordelijke bijwoorden hiermee, waardoor, daarover, etc.) bieden ons ook rijke mogelijkheden tot ongrijpbare formuleringen.
Ten eerste kunnen we schijnbaar het verkeerde woord kiezen. Zo wordt naar het het-woord normaal verwezen met dit of dat. Echter heeft Gerlach Royen ons reeds de prachtige uitwijkmogelijkheden van de latente congruentie aangegeven, zodat ook die of deze voor het-woorden toegepast kunnen worden. Hij geeft zelf een voorbeeld uit een roman van Frans Coenen:
‘Hard - duidelijk raderde een rijtuig aan... Die staat toch niet hier stil? vroeg mevrouw’.
Een ander voorbeeld ter inspiratie is nog:
‘Deze firma is een groot garagebedrijf en dit bestaat uit de volgende afdelingen.’
Spaarzame toepassing van dit exclusivistische middel is echter geboden.
Ten tweede geldt ook voor deze groep woorden, evenals voor de bezittelijke voornaamwoorden, dat we niet altijd metéén de lezer hoeven duidelijk te maken op welk voorafgaand begrip het aanwijzend voornaamwoord moet worden betrokken. Een al te heldere tekst kan per slot van rekening het kritisch vermogen van de lezer in slaap laten sukkelen.
Omdat deze, die, dit, dat ook zelfstandig in de zin gebruikt kunnen worden, dus zonder dat ze direct vóór een zelfstandig naamwoord staan, zijn ze ook veel geschikter om het verband wat losser te houden.
De normale lezer zal geneigd zijn automatisch de regel toe te passen dat als antecedent voor een verwijzend voornaamwoord het eerstvoorafgaande woord genomen wordt dat grammaticaal in aanmerking komt. Dus voor ‘dat’ het eerstvoorafgaande
| |
| |
het-woord, etc. Welnu, door als schrijver af te wijken van die hoofdregel, plaatsen we een prachtige val voor de lezer. Mocht deze boos worden, dan kunnen we er altijd nog op wijzen dat we de afwijking bewust en ironisch bedoeld hadden.
Een groot deel van geschreven humor berust op onjuiste verwijzingen. Een mooi voorbeeld is:
‘Edisons uitvinding overtrof die van Bell. Deze vond dan ook allerwege meer waardering.’
De gemiddelde lezer zal hier gemakkelijk over de fout heen lezen. De zogenaamde humoristische toepassing vinden we in:
‘Edison redde daar het zoontje van de stationschef. Deze was namelijk aan het spelen tussen de rails.’
De ware exclusivist zal hier echter gauw zijn neus over ophalen, omdat een en ander àl te simpel is.
Veel aardiger, door hun ingewikkelde structuur, zijn de volgende uit het leven gegrepen voorbeelden.
‘Dit geldt vooral voor de “generale” en “personal” staf, maar minder vaak voor de “specialist” staf. Deze man is specifiek getraind en juist daarom in het team opgenomen, niet uit tijdsgebrek van de lijnfunctionaris. Juist deze man moet functionele bevoegdheden hebben.’
Op een dergelijke manier kunt u, als voorzitter van een ondernemingsraad inderdaad alle werknemers het idee geven dat ze functionele bevoegdheden moeten hebben. Want wie is nu niet meer ‘deze man’? En wie wil niet graag bevoegdheden hebben? Ook aardig, op de grens van humor, is de volgende zin uit een beschouwing over de familie-N.V.
‘De professionele vorming van de jongeren vooraf is zeer belangrijk. Deze moet een breed scala van mogelijkheden inhouden en niet alleen maar op de dood van de vader afgestemd zijn.’
| |
| |
| |
| |
Deze zin geeft wel aan hoe moorddadig fijn het is, om het zoontje van de baas te zijn!
Dat de voornaamwoorden ook heel geschikt zijn om uw politieke opvattingen in een zakelijke tekst te verwerken, bewijzen de woorden ‘dat’, ‘deze’, ‘die daar’ in het volgende citaat.
‘Over de mensen die in het bedrijf werken, is tot nogtoe weinig aandacht besteed. Eigenlijk is dat ook niet zo verwonderlijk omdat je met arbeiders kunt rekenen als waren het machines, want deze produceert zoveel van dit en die daar zoveel van dat. We hebben niettemin met een mens te maken en dat blijkt o.a. uit de voorzieningen die er ook voor hem zijn. Bijvoorbeeld sociale voorzieningen.’
Aldus beschreef het zoontje van de baas in 1972 zijn visie op de onderneming, waarvan hij intussen reeds de leiding heeft overgenomen.
Wie als jonge ondernemer zijn gedachten op een dergelijke manier weet te verhullen, verdient onze bewondering!
Tenslotte nog enkele aanwijzingen voor een aardig gebruik van de voornaamwoordelijke bijwoorden.
Weer gaat het erom dat we de lezer het zinsverband niet al te duidelijk moeten voorschrijven. Ook hier mag hij best weer wat denk- en zoekwerk verrichten, om de op schrift gestelde resultaten van ons denkwerk te kunnen bevatten.
Een prachtig voorbeeld van de mogelijkheden tot dubbelzinnigheid geeft Japin in zijn boek Taal en Techniek.
‘Daarna openen 3 kleppen die zich in de motorkap bevinden en het afgewerkte gas verdwijnt hierdoor uit de motor.’
Door de kleppen? Door het openen? Of door beide?
Dezelfde auteur, Japin dus, heeft nog een ander mooi voorbeeld om de humoristische toepassing te demonstreren.
‘Het model van Penand heeft echter nooit gevlogen. Een storm
| |
| |
vernielde de vleugels voordat Penand hiermee kon beginnen.’
Waarmee maar gezegd wil zijn dat een vindingrijk auteur zijn woorden méér kan laten betekenen dan er op het eerste gezicht staat.
| |
IV.4.
De BEKNOPTE BIJZIN is een ander syntactisch middel om voor lezer en auteur geheel onverwachte communicatieve effecten te bereiken met een tekst.
Het gaat hier om het alom verbreide maatschappelijke streven naar bezuiniging en efficiency, dat ook in het taalsysteem zijn neerslag heeft gevonden. In bepaalde gevallen is het ons toegestaan woorden of zinsdelen weg te laten. En aangezien dat weglaten dan vooral betrekking heeft op het onderwerp van een bijzin, liggen hier wel mogelijkheden tot begripsversluiering. De werkwoordvorm uit zo'n bijzin wordt dan tegelijkertijd gereduceerd tot een tegenwoordig of verleden deelwoord of tot infinitief, die aanzienlijk minder specifieke informatie geven dan de persoonsvorm.
Het resultaat is dat een lezer zèlf de vraag moet beantwoorden wie nu eigenlijk wat doet in de bijzin. Ook als wij als schrijver dan geen echte fout gemaakt hebben, die met een rood potlood bestraft kan worden, zal zo'n lezer toch vaak de verkeerde interpretatie kiezen. Bij een gesprek over zo'n misverstand is het dan geen grote moeilijkheid zijn domheid en onze superioriteit aan te tonen; het ware doel van de exclusivist!
Een geslaagd voorbeeld uit de technische wereld is:
‘Gebaseerd op de ijking van de weerstandsbank, houd ik de derde meting voor de beste.’
Negen van de tien lezers menen dat de meting is gebaseerd op de ijking van de weerstandsbank. Dit is zowel technisch als grammaticaal onmogelijk. Er staat namelijk dat ik me baseer op de ijking, bij mijn oordeel dat de derde meting de beste is. Een andere magnifieke formulering in dit genre is nog:
‘De stage heeft tot doel: het vergelijken van filters, berekend
| |
| |
alsof deze filters zijn afgesloten met de spiegelbeeldimpedanties, afgesloten met weerstanden en filters opgebouwd volgens moderne synthesetechnieken met behulp van tabellen.’
Als een groep elektrotechnici gaat discussiëren over de vraag, wie of wat er nu precies berekend en afgesloten en opgebouwd is of zijn, blijken er ongeveer 15 interpretatiemogelijkheden voor deze zin te bestaan. Maar fout is hij niet. U ziet dus welke geweldige kansen de beknopte bijzin biedt.
Wél fout en vergeleken met de vorige twee nogal kinderlijk is natuurlijk:
‘Gelegen tussen Maas en rijksweg biedt het vervoer alle mogelijkheden.’
Een enkeling moet hier nog over nadenken, maar veel bereikt u met zo'n zinnetje toch niet meer.
Produkten maken is in onze samenleving nog heel wat anders dan produkten verkopen. De brave kampioenskoe, die traag kauwend per dag haar veertig (of is het minder?) liters melk levert, is zich niet bewust van de melkzee, kaaspakhuizen en boterberg die onverkoopbaar achter haar verrijzen. De zuivelbedrijven doen hun uiterste best de zaak te verkopen (ook figuurlijk om de subsidie te continueren), maar helaas zijn wij consumenten niet in staat alles te slikken. Moderne reclamejongens en verpakkingsdeskundigen worden ingeschakeld om de zuivel èn de klant in te pakken. Geen saaie flessen meer, maar fleurige kartonnen wegwerp blokpaks. Geen ouderwetse gortepap meer, maar moderne yokidrank, met de smaak van fruitsoorten die uitsluitend in het laboratorium gedijen. Uiteraard dient de tekst op een dergelijke verpakking even modern, ja futuristisch te zijn, als de hele housestyle van het bedrijf. Zo rekent een grote melkproducent uit de randstad reeds op de voorspelde, nieuwe ijstijd voor zijn klanten. Althans, als we de volgende tekst op de verpakking goed lezen.
‘De uiterste verkoopdatum geeft u de garantie dat het produkt
| |
| |
op de juiste datum aan u is geleverd. U heeft dan, mits gekoeld bewaard (5-7o C), nog enkele dagen om het produkt te gebruiken.’
U, en ik, zijn dus niet metéén dood als we bij vijf of zeven graden bewaard worden, maar we hebben nog enkele dagen om voor het definitieve invriezen de zuivelplas te verkleinen. Het is maar wat je onder ‘de juiste datum van aflevering’ verstaat!
Ook met tegenwoordige i.p.v. verleden deelwoorden zijn er vaak boeiende teksten gemaakt. Vooral als er een hoofdzin in de lijdende vorm naast staat, is de lezer geneigd zeer veel te slikken. Bijvoorbeeld:
‘De schadelijke werking van 2, 4, 5T op de bodemfauna zal hier systematisch worden behandeld, gebruik makend van literatuur- en eigen onderzoekgegevens.’
Slechts een doodenkele tekstconsument heeft hier in de gaten hòe groot het gevaar werkelijk is van een schadelijke werking die gebruik maakt van literatuur- en eigen onderzoekgegevens. Hij zal juist onder de indruk raken van de suggestie dat u, de auteur, eigen onderzoek hebt gedaan en literatuur heeft bestudeerd.
Dat een dergelijke beknopte zinsconstructie aantrekkelijk is, bewijst ook nog wel het feit, dat ze enkele jaren geleden te vinden was in een officiële regeringsverklaring. Een exclusiever tekstmilieu valt nauwelijks te bedenken!
We hadden toen een ‘kwestie-Luns’, en wel over archiefbescheiden die de ex-minister ten onrechte meegenomen zou hebben als privédocumenten. De regering had daarover toen een gesprek met hem.
‘Dit gesprek vond omstreeks een week later plaats, gebruik makend van de aanwezigheid van Mr. Luns in Den Haag.’
U zult moeten toegeven dat ook deze zin gemakkelijk serieus genomen wordt, en dat slechts weinigen de onduidelijkheid van
| |
| |
de woorden zullen ontmaskeren.
Dat in deze regeringsverklaring van hoog niveau sprake is, blijkt ook duidelijk als we het volgende voorbeeld van een veel lagere ambtenaar er naast leggen.
‘Uitvoering gevend aan een opdracht van de sekretaris THE wordt u het volgende medegedeeld.’
Hier is duidelijk een amateur aan het schrijven geweest, die weliswaar de essentie van de foutieve beknopte bijzin heeft begrepen (dat is verschil in onderwerp van hoofd- en bijzin), maar in de toepassing ervan op een bepaald niveau blijft steken. Dit komt nauwelijks uit boven het bekende lagere-school-opstelzinnetje:
‘De trap oprennend reed de trein weg.’
Ten derde kan de infinitief als werkwoordsvorm van de beknopte bijzin optreden. Wéér is het grote voordeel voor ons van deze zinsconstructie dat we in het midden kunnen laten wie nu eigenlijk doet wat in de bijzin vermeld wordt. Daarmee voorkomen we dat we al te duidelijk zijn over de eventuele verantwoordelijkheden voor gebreken en toestanden. Het is soms beter die verantwoordelijkheid te verzwijgen of hoogstens te raden te geven! Want wie bijvoorbeeld het uiteindelijke besluit neemt over het herstel van bepaalde wegen, zal ook voor de bijbehorende begrotingspost moeten zorgen. Vandaar deze formulering:
‘Alvorens tot uitvoering hiervan te besluiten zullen nog 3 punten die hier nauw mee verbonden zijn, bekeken moeten worden die het herstel van de wegen zouden doen uitstellen.’
De voorzichtige auteur van dit voorbeeld laat wijselijk ongenoemd wie er nu moet besluiten, en heeft daar dan wel minder een vlekkeloze taalconstructie voor over!
Hoe u ook op heel subtiele manier uw eigen onmisbaarheid kunt aangeven met de beknopte bijzin, toont het volgende zinnetje
| |
| |
van een elders tot hoogleraar benoemd personeelslid van de Technische Hogeschool Eindhoven:
‘Bij het heengaan van de Technische Hogeschool Eindhoven stellen we het op prijs in gezellige stemming afscheid te nemen.’
Ook nà zijn vertrek is de Technische Hogeschool echter nog blijven funktioneren.
Vooral de beknopte bijzinnen met ‘om te + infinitief’ worden buitengewoon veel gebruikt. Dat zou op zich voor ons exclusivisten al een reden kunnen zijn om ze te vermijden, ware het niet dat ook hier zulke aardige versluierende effecten mee zijn te bereiken.
In het volgende voorbeeld is op heel scherpe wijze het verschil tussen schema en realiteit, tussen directie en èchte werknemers aangegeven. De schrijver ervan zat nog niet in de leiding van het betreffende bedrijf!
‘Het is een organisatieschema, waarin een stafassistent, stafspecialisten en hulpdiensten voorkomen om de taak van enkele leiders te verlichten.’
Misschien is de belangrijkste functie van een organisatieschema altijd wel de leiding het idee te geven dat hun taak verlicht wordt!
Ook in het volgende zinnetje is de discrepantie tussen het schema en de geschematiseerde arbeider aardig verwoord.
‘De arbeider moet een bon tekenen om een goed overzicht van het gereedschap te hebben.’
Of dacht u dat die arbeider dat overzicht kreeg door bonnetjes te tekenen? Hoezeer zelfs die schema's en roosters een eigen leven kunnen gaan leiden, vinden we tenslotte in het laatste voorbeeld van ‘om te + infinitief’.
‘Voor de meeste aankomende studenten zijn de roosters te
| |
| |
| |
| |
zwaar belast om nog avond-instructies te kunnen volgen.’
Wie zoals ik het individualisme van harte belijdt, wordt overigens bij het lezen van zoiets wel even huiverig voor de toekomst. Want, stel dat die roosters nu eens wèl de tijd zouden kunnen vinden om avondinstructies te gaan volgen, wat zouden ze daar dan anders willen leren dan het nog beter, sneller, totaler inpassen van al het afwijkende?
| |
IV.5.
NAAST is een woord dat zich uitstekend leent voor formuleringen, die er net iets naast zitten. En evenals sommige kunstfotografen expres onscherp instellen om een wat vaag, maar niettemin sfeervol en suggestief beeld te verkrijgen, kunnen exclusivistische schrijvers er wel eens met voordeel naast formuleren.
De constructies met naast hebben met de hiervóór getipte beknopte bijzinnen gemeen, dat ze geheel passen in het moderne streven naar efficiency. Ze berusten namelijk op het weglaten van woorden. En willen we niet helemaal van tijd tot tijd met weinig woorden veel zeggen? Tenzij we natuurlijk beroepspoliticus zijn, en juist met veel woorden weinig willen zeggen. Het verschil met de beknopte bijzin is echter dat de weglating meestal minder systematisch en geordend geschiedt, zodat we voorzichtiger moeten zijn met de toepassing, om er niet ècht naast te zitten. Het ontaardt al snel in een banale foute zin, en dat is niet de indruk die we willen wekken. Als de nieuwslezer bijvoorbeeld aankondigt:
‘Naast zonnige perioden zal er plaatselijk een bui vallen’,
zijn die zonnige perioden dus letterlijk een meevallertje in ons land, maar de zin is geen voorbeeld van exclusivistisch schrijven. Iets beter is al:
‘Naast vraag en aanbod wordt de prijs bepaald door de hoge vervoerskosten.’
Beter tot zijn recht komt de naast-constructie echter in een wat
| |
| |
langere zin, zodat de lezer iets meer moet zoeken naar de weggelaten onderdelen. Hij zal dan ook minder snel aan een fout denken.
‘Naast de genoemde landen worden onder meer in de Verenigde Staten, Mexico, Turkije en Zuid-Afrika belangrijke oppervlakten zonnebloemen verbouwd.’
Vooral het cliché-achtige karakter van de combinatie ‘naast de genoemde etc.’ zorgt ervoor dat de kritische drempel van de lezer verlaagd wordt. Bij een cliché treedt vanzelf, omdat we niet meer over de precieze betekenis ervan hoeven (na) te denken, een in slaap sussend effect op. In het hoofdstuk over cliché's zullen we op dit waardevolle middel nog terugkomen. Zo is ook de volgende zin een prachtig, bijna universeel voorbeeld van ‘naast genoemde’. Zeker als deze zin op de juiste, gedragen en gezaghebbende toon wordt uitgesproken kunt u er in vergaderingen een uiterst deskundige indruk mee wekken.
‘Naast genoemde problemen wil ik u verzoeken uw gedachten te laten gaan over andere vraagstukken, die in verband met dit onderwerp nog bekeken dienen te worden.’
Zó spreekt de ware bestuurder.
Helemaal goed, zowel grammaticaal als suggestief, is tenslotte nog deze:
‘Naast een duidelijke doelstelling van het onderzoek werden de instructies voor het maken van de analyses gegeven.’
Vervang in alle voorbeelden naast eens door behalve, en merk dan de hogere, exclusievere zeggingskracht van naast!
| |
IV.6.
De CONTAMINATIE is meestal gewoon fout.
Het is een hybridisch wanprodukt, dat ontstaat wanneer twee woorden of uitdrukkingen, die ongeveer hetzelfde betekenen, met elkaar vermengd worden.
Omdat het niet onze bedoeling is ordinaire fouten te propageren,
| |
| |
moeten we met de toepassing van de contaminatie als syntactisch middel tot exclusief taalgebruik zeer voorzichtig zijn. Alhoewel veel mensen de volgende zin zonder meer accepteren, is de daarin aanwezige contaminatie toch te banaal om na te volgen.
‘De Wilhelminamijn mag tot een van de veiligste mijnen van Europa gerekend worden.’
Ook een uitdrukking als ‘dat klopt als een bus’ toont aan dat de contaminatie ieder effect kan verliezen. Toch heeft Diemer er al terecht op gewezen dat dichters en humoristen met de bewust toegepaste contaminatie heel aardige effecten kunnen bereiken. Ik meen dat ook de exclusivist dit kan voor zijn doel. Voor de leek is de volgende zin van een volstrekt overtuigende deskundigheid doortrokken:
‘Absorptie is een proces waarbij niet het volume bepalend is voor de mate waarin een stof gebonden wordt, doch een, waarbij het oppervlakte de mate van opneming bepaalt.’
En ook in deze zin is de contaminatie geen belachelijk element:
‘Het onderzoek over de vluchtige aromastoffen in voedsel is al vroeg ter hand genomen en heeft zich langzamerhand tot een internationaal niveau ontwikkeld, waarvan een groot aantal publikaties getuige is.’
Dat zulke indrukwekkende zinnen niet van de technische inhoud afhankelijk zijn, bewijzen de volgende twee voorbeelden met een contaminatie. Ze zijn vrijwel universeel toepasbaar.
‘Ten aanzien van dit begrip merkt hij terecht op, dat er nogal wat verwarring over bestaat voor wat betreft het inhoudelijke aspect, waardoor het aan bruikbaarheid inboet.’
En:
‘Discussies over de fundamentele betekenis van normalisatie
| |
| |
voor samenleving en bedrijf zijn soms zeer waardevol. Zij kunnen plotseling een licht doen werpen op een zijde van normalisatie die nog niet voldoende in al zijn consequenties is doordacht.’
De grenzen van de humor worden bereikt wanneer de contaminatie op schijnbaar achteloze wijze de werkelijke visie van een auteur achter de gebruikte woorden onthult.
Het was zéker geen vakbondsfunctionaris die het volgende schreef:
‘Dit jaar wordt overwogen het huidige tekort aan arbeidskrachten tijdelijk te verscherpen door het verwerven van enkele vakantiewerkers.’
Die jongens kunnen je inderdaad lelijk voor de voeten lopen, maar als ze het bestaande tekort alleen maar verscherpen, kun je beter geen vakantiewerkers werven.
Daarentegen wèl van een vakbondsfunctionaris zou de volgende zin kunnen zijn:
‘Het lijkt me daarom raadzaam in dit rapport de positie van de familie-N.V. zo objektief mogelijk aan de kaak te stellen.’
Dit type bedrijf loopt inderdaad gevaar op den duur te mislukken, maar door het aan de kaak stellen wordt dat proces op objektieve wijze verhaast.
Een zeer treffende toepassing van de contaminatie leverde een hoogleraar op, die de last van de knellende vriendschap in een rede als volgt omschreef:
‘Met velen van u voel ik mij reeds jaren door vriendschapsbanden gebonden.’
Misschien heeft hij met deze subtiele, exclusivistische zin wat meer afstand weten te scheppen tussen zichzelf en zijn vrienden.
| |
| |
| |
IV.7.
Met de DUBBELE ONTKENNING komen we bij een van de interessantste middelen van versluierend taalgebruik. Het is een zinsconstructietechniek met buitengewoon grote stilistische uitwerking.
Reeds in de retorische handboeken der oude Grieken en Romeinen werd dit middel van harte aanbevolen om de zaken ‘mooi’ te formuleren. Wij mogen daar voor ons doel gerust een vergrotende trap bij maken en het middel toepassen om de zaken mooier te formuleren dan ze vaak in werkelijkheid zijn. Het is óók wel eens in het belang van de lezer als de harde feiten wat omzichtiger in woorden verpakt worden; de realiteit is vaak al verkillend genoeg.
Wie in het woordenboek van Koenen-Endepols zoekt, vindt de volgende definitie van de litotes (dubbele ontkenning):
‘De figuur waarbij men schijnbaar iets verkleint om het beter te doen uitkomen, inz. door het ontkennen van het tegengestelde begrip.’
Ik neem deze definitie over, omdat het woord ‘schijnbaar’ daarin mij zo bevalt. Dat is inderdaad waar het om gaat: het schijnbare te formuleren, de schone schijn te dienen.
De verpakking is in onze samenleving vaak belangrijker dan het produkt; zo is de schijn van deskundigheid, gewichtigheid of fraaiheid voor de exclusivistische auteur vaak belangrijker dan de eigenlijke betekenis der woorden.
Het is geen kunst of verdienste om ‘recht voor z'n raap’ te zijn of al te duidelijk. Vooral politici kunnen dat ervaren. Ik wil hier graag een stukje uit NRC-Handelsblad van J.Th.J. van den Berg citeren naar aanleiding van het geruchtmakende interview met minister Vredeling in Vrij Nederland.
‘Zijn woordgebruik laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Jammer is natuurlijk, dat die duidelijkheid niet zozeer beoogde zijn beleid te verhelderen als wel zijn, zeer menselijke gevoelens, zoals Heldring gisteren op deze plaats al schreef, frustraties. Jammer bovendien, dat zijn ‘duidelijkheid’ ook tot
| |
| |
grote onbillijkheid leidde vooral jegens zijn collega Van der Stoel. Die moet het respect voor zijn handelen in Athene bij de bevrijde Grieken gaan halen.
Hoe ernstig die onbillijkheden bedoeld zijn, is weinig relevant, omdat een gedrukte tekst niet de grimassen noch de toon van ironie waarmee zulke dingen worden gezegd, laat zien. Maar, afgezien daarvan, noch de soort van taalgebruik noch de onthullingen zelf zijn we in de Nederlandse politiek gewend, althans niet van een zittend bewindsman of kamerlid. De stijl van de Nederlandse politiek verdraagt blijkbaar geen onthullende taal, ook niet in de betrekkelijk nette formuleringen van Norbert Schmelzer en zijn ghostwriter Ammerlaan. Zelfs is het de vraag of zij duidelijke en heldere taal kan verdragen, zoals de commissie-Vondeling verlangt.’
Dit citaat is niet alleen interessant door de strekking van de woorden, maar ook door de gebruikte woorden. Het is een goed voorbeeld van voorzichtige formuleringen, waarin de ontkenningen, al dan niet dubbel, een grote rol spelen. In vrijwel iedere zin komen woorden met een negatieve lading voor: niet, noch, geen weinig, onbillijk, onduidelijk, etc. Dat zijn de woorden waar we gebruik van moeten maken om het noemen van de harde feiten te vermijden. Andere zijn nog: evenmin, twijfelen, verbieden, voorkomen, zo min mogelijk, nagenoeg geen. U kunt met enige inspanning deze lijst wel uitbreiden, en toepassen.
In het reeds eerder aangehaalde fragment van Hofland over de eufemistentaal geeft deze twee effecten van die taal die voor een groot deel juist door de litotes bereikt kunnen worden.
‘De eufemistentaal heeft twee effecten.
Ten eerste worden conflicten erdoor verdoezeld; belangen kunnen minder scherp worden waargenomen en verliezen alleen al daardoor een noodzakelijk deel van hun motorische functie. Standpunten worden verzwakt door verbale vervaging. Ten tweede verleent de eufemistentaal zijn geoefende gebruikers de afstand van het gezag. Niet iedereen kan even vlug
| |
| |
via een verbale ingreep de essentie van een zaak in zijn tegendeel doen verkeren.’
Ook Hofland stipt hier het nuttige effect aan van schijnbaar het tegendeel van iets te beweren. Vele lezers worden door zo'n schijnbeweging uitstekend op een afstand gehouden. Zeker in het overbevolkte Nederland is het bewaren van afstand tot elkaar een levensvoorwaarde, ook in geestelijk opzicht.
Laten we nu nog enkele voorbeeldzinnen gaan bekijken. Heel eenvoudig en bijna op het niveau van ‘nooit niemand zien’ is deze uit de roman Strafhok van Bea Vianen:
‘Wie zou niet weten dat Sabajo, ambtenaar bij de hygiënische dienst, niet in de tent stond toen de moord op de bestuursopzichter werd gepleegd?’
Zij wou maar zeggen dat de putjesschepper er wèl bij was.
Al wat minder fout, maar toch fout, is deze krantenbeschrijving van een schietpartij:
‘Deze dramatische ontknoping volgde op de weigering van de Duitse regering, drie uur tevoren, om niet toe te geven aan de eisen van de overvallers. Die werden daarvan via de Zweedse regering in kennis gesteld.’
Kennelijk begrepen de overvallers niet meer wat de Duitsers nu wel of niet wilden met die mededeling, en gingen ze dus schieten. Diplomatieke formuleringen zijn ongeschikt als communicatiemiddel met gangsters.
Dat zo'n dubbele ontkenning niet alleen voor politici moeilijk is, maar ook voor pure technici die heus wel weten dat twee maal min plus is, bewijst de volgende beschrijving:
‘Deze methode is noodzakelijk om te voorkomen dat de plukdoorns de katoenplanten zelf zo min mogelijk beschadigen, wat tot gevolg zou hebben dat we met de geplukte katoen
| |
| |
tevens hele stukken van de struik in de machine zouden krijgen.’
Jarenlange ervaring met deze voorbeeldzin heeft mij geleerd dat de meeste technici hoogstens het vage gevoel krijgen dat er iets in de zin niet klopt, maar dat ze vrijwel nooit in staat zijn te doorzien dat voorkomen en zo zo min mogelijk elkaar opheffen. Dat deskundigen en in het algemeen mensen van hoog niveau graag een goed gebruik maken van de omtrekkende beweging die de dubbele ontkenning vormt, bewijst de volgende, volkomen correcte zin.
‘Toch blijkt minister Westerterp door het overleg met de KLM mee te werken om het ongebreidelde inlassen van extra vluchten ten behoeve van Surinaamse immigranten te verminderen. De betekenis daarvan voor de immigratie zal waarschijnlijk niet alleen psychologisch zijn.’
Wie dit in de krant leest, kan hoogstens denken dat de minister zijn best doet. Maar wàt hij doet is niet erg duidelijk. En de mededeling dat de betekenis daarvan (wáárvan eigenlijk precies?) niet alleen psychologisch is, is ook uitermate suggestief. Een dergelijk regeringscommuniqué is briljant in zijn welgevormde nietzeggendheid.
Exclusivistische taal van de hoogste orde!
Ook heel indrukwekkend en deskundig is deze.
‘Als namelijk een verbetering van de ‘bestaande toestand’ niet meer vanzelfsprekend gegarandeerd wordt door een kwantitatieve toename van de cijfers waarin de bestaande toestand gewoontegetrouw wordt gemeten (nationaal inkomen en winsten bijvoorbeeld) is het immers onvoldoende om te stellen dat het uit moet zijn met de groei. Integendeel, de groeperingen die zo'n mening verkondigen hebben alleen maar belang bij hun eigen groei.’
Hoe voortreffelijk een dergelijke zinsconstructie (in dit geval een combinatie van dubbele ontkenning en lange, samengestelde
| |
| |
zin) onze exclusivistische doelen kan dienen, bewijst wel het commentaar van G. Waller op de zin.
‘Zulke zinnen maken mij knorrig en treurig. Bedoeld is m.i. “als door de groei geen verbetering van de “bestaande toestand” meer wordt gegarandeerd” enz., maar om welke toestand gaat het, om welzijn, om welvaart, om iets anders?
De lezer moet associëren. Logica wordt verdreven door vage intuïtieve gevoelens. (Zie als voorbeeld het gebruik van het woord “integendeel”: het klinkt juist in de oren, maar het is helemaal niet logisch, integendeel).’
Gelukkig hebben we niet vaak met zulke oplettende, kritische, knorrige en treurige lezers te maken!
Meestal werken constructies met dubbele ontkenning uitstekend en is de lezer bereidwillig genoeg om de ingewikkeldheid van een zin als gezaghebbend te erkennen.
Daarom hier nog één voorbeeld, om de truc te leren.
‘De voorzitter zei er niet aan te twijfelen, dat de afdeling Rotterdam, die al zovele moeilijkheden had doorstaan in de acht jaren die sedert de oprichting waren verlopen, haar vroegere grootte niet weer zou bereiken.’
Slechts zelden komt het voor dat in plaats van een ontkenning te veel een ontkenning te weinig gebruikt wordt. Volgens Damsteegt zorgde een groot warenhuis in Den Haag voor een mooi voorbeeld door de volgende waarschuwing:
‘Helaas kunnen we voor het ladderen van danlon artikelen niet instaan.’
Maar dit is voor ons, exclusivistische auteurs, geen middel waar veel meer te bereiken valt.
| |
IV.8.
De LANGE ZIN is van oudsher een beproefd middel gebleken om de intellectuele, juridische of hoog-ambtelijke status van de schrijver te laten blijken. Ik wil hier niet te veel over de
| |
| |
stilistische effecten van de zinslengte praten, maar over de meer constructieve aspecten daarvan.
Het makkelijkst te manipuleren aspect is natuurlijk het aantal woorden per zin. Er is de laatste 15 jaar ook in Nederland nogal wat aandacht besteed aan zgn. leesbaarheidsonderzoek. De gemiddelde zinslengte is daarbij een belangrijke factor. Zo is voor teksten van niveau, waarbij dus lezer of auteur academisch gevormd zijn, een gemiddelde zinslengte van ± 25 woorden kenmerkend. Voor een goede exclusivistische tekst zullen we aan dat getal dus zeker streng de hand moeten houden. Het is immers niet onze bedoeling om de indruk te wekken dat we op het niveau van Jan en Alleman functioneren: de tekst is immers voor de oplettende lezer meestal een zelfportret van de auteur. Terecht heeft bijvoorbeeld de grote rechtsgeleerde Van Poelje er al eens op gewezen ‘dat in onze gecompliceerde samenleving, waarbij aan het ontduiken of verkeerd toepassen van wettelijke voorschriften dikwijls veel vernuft besteed wordt, de eis van een eenvoudige, voor ieder zonder deskundige kennis of toelichting onmiddellijk verstaanbare wetgeving, onhoudbaar en onredelijk is’. En niet alleen de wetgever, maar ook de technicus of de beoefenaar van andere wetenschappen houdt zich bezig met een hoogst gespecialiseerde materie. Men mag dus gerust door een complexe, ingewikkelde zinsbouw laten blijken dat men in staat is vele onderling samenhangende details in één samenvattend verband te overzien. Zó beschouwd is de lange, ingewikkelde zin een bewijs voor, of minstens een suggestie van, het hoge denken abstractieniveau van de auteur.
Een goed voorbeeld is de volgende zin van 105 woorden uit een beleidsrapport van de Academische Raad.
‘Daarom lijkt het geraden de voorgestelde wettelijke bepaling inzake de nieuwe taak van de Universiteiten en Hogescholen aldus uit te leggen, dat de verzorging van het postacademisch onderwijs veelszins geschiedt in samenwerking met de andere instanties, organisaties en dergelijke, die op dit terrein reeds werkzaam zijn of straks een bijdrage kunnen leveren, waarbij het aan de wetenschappelijke instellingen voorbehouden blijft inzonderheid op het bewaren van het gehalte en de hand- | |
| |
having van de eigengeaardheid van de wetenschap te letten, terwijl de andere deelgenoten steeds weer moeten oproepen om met de werkelijkheid en haar gewettigde aanspraken te rekenen’.
Het is duidelijk een tekortkoming van de leesbaarheidsformules dat ze geen getal voor de gemiddelde zinslengte op postacademisch niveau geven: 25 woorden is daarvoor bepaald een te simplistisch niveau.
Uit de juridische hoek ontleen ik het volgende briljante voorbeeld aan Hermkens. Hier bedraagt de lengte 171 woorden.
‘De Hoge Raad motiveerde zijn beslissing met de overweging dat deze versterkte natuurlijke verbintenis - (de Raad van Beroep, dit is de rechter die in eerste aanleg over fiscale geschillen beslist, had aangenomen dat er voor het lid van de gereformeerde kerk een natuurlijke verbintenis bestond om naar vermogen bij te dragen in de bestrijding van de kosten van de eredienst van dat kerkgenootschap en dat deze natuurlijke verbintenis was omgezet in een rechtens afdwingen) - dat deze versterkte natuurlijke verbintenis tot betaling van jaarlijkse bijdragen niet haar oorzaak vindt in een bedongen tegenprestatie waarvoor de aanvaarde verplichting tot jaarlijkse bijdrage de tegenwaarde vormt, in welk geval de jaarlijkse bijdrage wel aftrekbaar zou zijn - doch voortvloeit uit de lidmaatschapsverhouding waaruit zij vóór de omzetting in een rechtens afdwingbare verbintenis als natuurlijke verbintenis was ontstaan, en wel zo, dat de jaarlijks terugkerende bijdrage-verplichting na de omzetting deel uitmaakt van de uit de rechtsverhouding tussen lid en kerkgemeenschap over en weer voortvloeiende rechten en verplichtingen, die geacht kunnen worden bij voortduring tegenover elkaar te staan’.
Dit is toch wel een zin waar je als auteur met een zekere trots op mag wijzen. Hier is de onpersoonlijkheid van de juristerij verheven tot de persoonlijke prestatie van de exclusivistische auteur!
| |
| |
| |
| |
Het zou echter een misverstand zijn te denken dat men per se boven de 100 woorden per zin moet komen om een aanvaardbaar niveau te bereiken. Combinatie van veel woorden met andere middelen, zoals enkele ontkenningen of gedachtenstreepjes, levert ook al snel een voldoende hoge drempel op om de onoplettende lezer te laten struikelen. En wij moeten voortdurend proberen te voorkomen dat de aandacht van de lezer verslapt door al te gemakkelijke teksten. In het reeds eerder aangehaalde rapport van de Academische Raad vinden we de volgende zin. Slechts 62 woorden, maar de gedachtenstreepjes compenseren veel.
‘Iets dergelijks is daar men nooit stelselmatig zich ertoe gezet heeft om volgens een meer omvattend, zij het niet in bijzonderheden tredend plan dit onderwijs te ontwikkelen-overigens zou dit ook op grote weerstanden zijn gestuit, indien het in een stadium van eerste groei al mogelijk ware-een zeer hachelijke bezigheid; de commissie weet zich op een gladde vloer te bevinden’.
En in een ingezonden stuk in de krant produceerde iemand de volgende zin van 66 woorden, waarin diverse ontkenningen voor voldoende dubbele bodems zorgen om het betrekkelijk geringe aantal woorden acceptabel te maken.
‘Als vliegtuigbouwer ingenieur J. van Buuren het vliegen wel 30 ✕ zo veilig vindt als autorijden, wie durft er dan met de heer Griek in zee te gaan om de volkomen onhoudbaarheid van deze geponeerde stelling niet alleen om te keren, doch tevens te bewijzen dat de navrante opvatting, dat het gemotoriseerde verkeer steeds meer slachtoffers gaat maken naar 't rijk der fabelen moet worden verwezen?’.
Zowel te land, ter zee als in de lucht blijft dit een exclusivistische zin.
De meeste boeken met adviezen over taalgebruik zijn zeer negatief over het verschijnsel lange zin. Dat is terecht, omdat ze bestemd zijn voor de gewone taalgebruiker, bij wie lange zinnen
| |
| |
vaak uit de hand lopen. Toch zijn er door de eeuwen heen voldoende literaire reuzen overeind gebleven, die met vrucht de lange zin hanteerden en ons tot voorbeeld kunnen strekken. Het is onzinnig om mensen van een dergelijk niveau te dwingen op hun hurken te gaan schrijven met een maximale zinslengte van 25 woorden. Ook wij exclusivisten zullen ons niet klein laten krijgen!
Van de Nederlandse taalgidsen is Diemer de enige die nog wel een goed woordje voor de lange zin wil doen. Hij zegt o.a.:
‘Het is niet verstandig zich aan lange zinnen te wagen, zolang men niet over een “vlotte pen” beschikt. Iemand als Hooft kon goed-lopende zinnen schrijven van soms een pagina druks! Ook de 19e-eeuwers wisten in dit opzicht van wanten, bijv. Bilderdijk (wiens dichtregels wij hier als proza schrijven): “Zo de wijsheid aan de grijsheid waar” verknocht en de ervaring zielsopklaring schenken mocht: 'k zou de dagen niet beklagen vol van pijn, die me een leven heeft gegeven, dat me moest tot leerschool zijn; maar-o, hemel!-in 't gewemel en gewoel rondgedreven door een leven zonder doel, aas der wormen, prooi der stormen, as en stof, heb ik 't leven weg zien zweven als een boomblad in de hof’.
Taalkundig is dit het volgende schema:
Vooral deze analytisch-constructieve benadering van de lange zin is voor ons van belang. Want dat de lange zin zo algemeen bestreden wordt, komt niet alleen door het onvermogen van de gewone lezer om de hoge gedachtenvlucht van de exclusivistische auteur te volgen. Het komt ook, we moeten dit helaas constateren, door het onvermogen van de aankomende exclusivist zelf om
| |
| |
de lange zin te beheersen. Een goed inzicht in de structuur van de zin voorkomt elementaire fouten als het vergeten of herhalen van zinsdelen, inkongruentie of totale ontaarding van de zin. Zo is nog duidelijk sprake van amateurwerk in de volgende zin van slechts 37 woorden, waarin de auteur vergat het zinsdeel ‘het gebruik van etc.’ dat wel in de bijzin voorkomt, in de hoofdzin te herhalen.
‘Op grond van de hier beschreven resultaten is het gerechtvaardigd te stellen, dat, gezien het voordeel dat er blijkt te bestaan bij het gebruik van een richtinggevoelige microfoon in een gehoorapparaat zeer zeker zinvol genoemd mag worden’.
De overigens zeer geroutineerde hoofdredacteur van NRC-Handelsblad deed in de volgende zin van al 58 woorden juist het tegenovergestelde. Hij herhaalde het zinsdeel ‘voor het eerst’ waar dat nu juist niet nodig was.
‘Uniek omdat het de eerste keer is dat de Verenigde Staten, die in vergelijking met de andere permanente Veiligheidsraadsleden in het verleden een beperkt gebruik van hun vetorecht hebben gemaakt, nu voor het eerst dat recht gebruiken om tegen de wil van de meerderheid van de VN in twee landen de toegang tot dit internationale forum te ontzeggen’.
Duidelijk vèr boven zijn macht greep de hooggeleerde, die de volgende zin van 69 woorden tot een goed einde probeerde te brengen. Het vakjargon compenseert veel, maar overigens hebben we hier duidelijk te maken met een vakspecialist, die als exclusivist faalt.
‘Er is een lange skala van modellen, vanaf het zojuist genoemde model van de ideale, dat wil zeggen wrijvingsloze en weerstandsloze magnetohydrodynamika, via gegeneraliseerde m.h.d. modellen waar de invloed van resistiviteit, viskositeit, anisotropie in de druktensor enzovoorts in verdiskonteerd worden, naar meerkomponententheorieën, meer momenten- | |
| |
vergelijkingen, of zelfs halfmakroskopische-half kinetische modellen, waarin de beweging langs de krachtlijnen door een kinetische vergelijking en de beweging loodrecht daarop door een makroskopische vergelijking’.
Al deze aankomende exclusivisten hebben terecht gemeend dat de lange zin een middel is, waar veel mee te bereiken valt. Men dient dan echter de verweving, de inelkaarvoeging, van hoofden bijzinnen goed te beheersen, omdat kritiek anders niet uit kan blijven. En de gewone taalgebruiker en taalgids zijn bij voorbaat al geneigd ons de lange zin kwalijk te nemen. Ook de afstand tussen de delen van het gezegde, die in de lange, ingewikkelde zin zo lekker groot kan worden, dient men te blijven overzien. Het is een van de aardige aspecten van het Nederlands dat hulpwerkwoord en rest van het gezegde oneindig ver uit elkaar getrokken mogen worden, hetgeen de intellectuele inspanning van auteur en lezer vergroot. En juist die intellectuele inspanning, willen wij exclusivisten bereiken, om de verslapping tegen te gaan.
Ik wil hier nog eens naar Diemer verwijzen, die zo'n aardige suggestie doet voor de lange winteravonden. Maar inderdaad: oefening baart kunst.
Na de zin van Bilderdijk geeft Diemer nog enkele voorbeelden en zegt dan:
‘Zodra onze eigen zinnen lang worden, dienen wij hun bouw te controleren door een vlugge ontleding. Bij voldoende oefening wordt dit tot een tweede natuur. Het ontleden van samengestelde zinnen en het noteren van de elementen en samenhangen in schema's is van zóveel gewicht, dat men zou wensen dit tot een dagelijkse taak voor VHMO-scholieren te kunnen maken. Ook het omgekeerde-het “bevlezen” van een gegeven “geraamte”-is van buitengewoon belang en kan in zinsverband nooit te veel als “sport” (nuttiger dan puzzelen of hersengymnastiek!) beoefend worden. (Vgl. de figuren voor wiskunde en scheikunde). Bijv. de opdracht: “Maak een zin, beantwoordend aan het volgende schema (a, b, c wil zeggen, dat de zin onderbroken is)’:
| |
| |
Antwoord bijvoorbeeld: ‘De leerling die dit geraamte wil “bevlezen”, moet (als hij er iets van terecht wil brengen, zonder dat hij hetgeen hij schrijft te houterig maakt), wel iets in zijn mars hebben’. (Dan zal hij ook iets voelen van het respect dat Staring toekomt, die op dit stramien schreef: ‘Een oom van Loshoofd, den jurist, die 't luchtig neefjen wegens 't blaffen op drukken studie wou bestraffen, lei, zonder dat de knaap het wist, terwijl hij de kast met boeken, hetgeen er stond, scheen door te zoeken, in 't ‘Corpus Juris’ een dukaat)’.
|
|