| |
| |
| |
5 Kenmerken binnen het Nederlands
Het is niet alleen door de bijdragen uit andere talen dat het Antilliaanse Nederlands wordt gekenmerkt: ook binnen het Nederlands zijn er een aantal opvallende categorieën. Gedeeltelijk komen mijn bevindingen wel overeen met die van De Palm, zoals die in hoofdstuk II van zijn dissertatie beschreven worden. Maar in de tijd tussen het verlaten van het middelbaar onderwijs en het publiceren van een literaire tekst leren de mensen toch nog wel, want de accenten komen anders te liggen. Of zou het komen doordat mensen met literaire aspiraties van nature wat zorgvuldiger met taal omgaan? In ieder geval is het opvallend dat ik geen voorbeelden heb kunnen vinden van de moeilijkheden op fonologisch gebied, waar De Palm, over schrijft. Of moeten we daartoe de volgende spelfout rekenen:
‘De volgende dag hollen de kinderen van de schooltreinen terwijl moeder nog druk bezig is met de was’.
(Nita, Wensdromen, pg. 8)
Overigens komen die spelfouten maar zeer sporadisch voor, zeker niet méér dan in een gelijke hoeveelheid Nederlandse boeken te vinden zal zijn. Enkele voorbeelden hier ter illustratie. Uiteraard leveren de bastaardwoorden probleempjes op: ook voor Nederlanders blijven dat lastige gevallen.
‘In de recentie in de krant stond een heleboel kritiek en als klap op de vuurpijl, alsof het nog niet voldoende was: ‘Zolang er niets beters uit eigen volk kan komen, blijf dan maar overnemen van anderen’,
(Sherry, pg. 147)
‘Kort voor hij uit de gevangenis werd ontslagen, kreeg zijn vervreemde vrouw een huwelijksaanzoek van een millionnair, die de verdere, hogere studie van de nu opgeschoten kinderen zou financiëren’,
(Fata Morgana, pg. 123)
‘Zouden dan de medische studenten, op de academieën waar dokter Doethuis gestudeerd had, nooit feest vieren, zich bedrinken en hun boekje te buiten gaan?’
(Fata Morgana, pg. 70)
Verder hier nog twee voorbeelden van geijkte spelproblemen uit de Nederlandse taal: lange ij - korte ei, en jou - jouw.
‘Maar wij hebben wel het recht te eisen dat onze locale arbeiders hetzij employee's
| |
| |
of werknemers behoorlijk worden betaald, zodat ook zij op een gelijk pijl kunnen leven als de Hollandse arbeiders’.
(Nita, Wensdromen, pg. 14)
‘“Jou ideeën zijn vaak raar en komen op de meest gekken ogenblikken”, merkte mamaai vinnig op’.
(Sherry, pg. 39)
| |
5.1 Incongruentie
Een verschijnsel dat zich in het Nederlandse taalgebruik voor mijn gevoel de laatste jaren sterk aan het uitbreiden is, is dat van de incongruentie. Normaal stemmen getal (enkelvoud of meervoud) van het onderwerp en de persoonsvorm in een zin overeen. Dat is gelukkig een van de vele grammaticale regels, waar je als moedertaalgebruiker gewoonlijk niet over hoeft te denken. Het gaat vanzelf wel goed, er ontstaat congruentie. Het gebeurt echter nogal eens, dat in een samengestelde zin een enkelvoudig onderwerp gevolgd wordt door een bepaling of bijzin met een meervoudig begrip, waarna dan de persoonsvorm volgt. Vaak is dan de schrijver ‘vergeten’ dat het onderwerp enkelvoud is en staat de persoonsvorm onder invloed van de direct voorafgaande bepaling in het meervoud. Wie nauwkeurig leest, vindt deze fout dagelijks in alle mogelijke teksten, tot de meest officiële toe. Het is dus niet verwonderlijk dat we dit verschijnsel ook bij Antilliaanse auteurs tegenkomen. Merkwaardig is wel dat De Palm deze fout totaal niet noemt!
Hier dan wat voorbeelden van diverse auteurs.
‘De meening van anderen te mijnen opzichte laten mij niet onverschillig’.
(Camille Willocq, pg 57)
‘Toen de groep kinderen en studenten tegen kwart over twaalf uit de autobus stapten, konden ze niet vermoeden wat voor een koortsachtige haast er in de keuken geheerst had’.
(Sherry, pg. 56)
‘Wij menen dat deze achtergrond in de beschouwingen over het boek totnogtoe zeer weinig naar voren zijn gebracht’
(Arion: de onbekende Debrot, pg. 14)
‘Aan elke zijde van de ingang naar de wachtkamer stond, tegenover elkaar, een stenen bank, die er vroeger niet waren, en die deels in de zon, deels in de schaduw lagen.
(Fata Morgana, pg. 87)
‘Min of meer dezelfde overwegingen moet hier evenwel Pundagedeelte dat verbrand is, gelden’.
(Arion, Wederopbouw, pg. 18)
‘Zij die het betoog van Palar in de Veiligheidsraad hadden beluisterd, zal wel met mij eens kunnen zijn dat de Indonesiër niet tevreden was met een handje vol rijst’
(Nita, Wensdromen, pg. 17)
‘Alle anderen voorrechten dat deze Maatschappijen aan de Hollander toekennen is enkel om het feit dat zij er van overtuigd zijn dat de “macamba” het gezag voert in de Antillen’.
(Nita, Wensdromen, pg. 12)
| |
| |
‘Op sommige erven zijn bloemen aangebracht, bloemen die men met veel moeite in bloei konden houden’.
(Nita, Wensdromen, pg. 7)
‘Moet men zich dan niet afvragen of deze handelaren aan de fiscus de aan haar toekomende belasting betaald heeft.
(Nita, Wensdromen, pg. 12)
‘De Hollandse arbeider bij deze Engelse firma werkzaam gaan na vier jaren dienst met buitenlands verlof, terwij de locale employee's tot na een harde dienstperiode van tien jaren met buitenlands verlof mogen gaan’.
(Nita, Wensdromen, pg. 12)
Het opvallende bij deze Antilliaanse incongruentie is dat véél vaker dan in Nederland een incongruentie optreedt, zonder meervoudige bijvoeglijke bepaling als voorafgaande ‘stoorzender’.
| |
5.2 Lidwoorden
De Palm wijst er al op dat het Papiamentu bij de zelfstandige naamwoorden geen verschillen kent in grammaticaal geslacht.
‘De Nederlandse onderscheiding van de substantiva in “de”-woorden en “het”-woorden zal dan ook voor het Curaçaose kind een moeilijk te nemen barrière blijven’ (pg. 26)
Voor de volwassen auteur blijkt die barrière wel mee te vallen, want ik vond er slechts enkele voorbeelden van.
‘Of dan is het krijgertje spelen of in de zand stoeien’.
(Nita, Wensdromen, pg. 8)
‘Wij zien hoe in de verschillende Curaçaose firma's aan een Hollander de leiding wordt gegeven of met het verkoop belast’.
(Nita, Wensdromen, pg. 11)
‘Ik hoop, om bij de herbouw van dit laatste te blijven, dat deze brand voor het totnogtoe, wat architectuur en schoonheid in het algemeen betreft stiefmoederlijk bedeelde zijde van Willemstad, Otrabanda, een verandering ten goede mag veroorzaken’. (Arion, Wederopbouw, pg. 17)
| |
5.3 Verbuigings-e
Uit het laatste voorbeeld hierboven blijkt al wel dat onzekerheid omtrent het lidwoord ook gevolgen heeft voor de verbuigingen van eventueel volgende bijvoeglijke naamwoorden. De verbuigings-e verschijnt dan op plaatsen, waar de Nederlander hem niet gebruikt, of blijft achterwege in gevallen, waar er in het ABN zeker een zou staan.
‘Een ander reden? Misschien de associatie met Nederland’.
(Arion, Intro Ruku, pg. 1)
| |
| |
‘Een niet onbegaafde marine officier, Voorduin, die mooie gezichten van de haven en toenmalig zeilboten heeft getekend’.
(Arion Intro Ruku, pg. 2)
‘De oude vrouw stond bij de stoof en goot kerosine uit een grote blik in een fles’.
(Sherry, pg. 56).
‘Wij hebben meerdere malen ook meegemaakt dat 'n Hollandse schildersbedrijf plotsklaps alle schildercontracten van de Hollandse Bouwbedrijven hier te lande overneemt’.
(Nita, Wensdromen, pg. 9)
‘Na schooltijd zien wij de kleine kindertjes met vrolijke gezichten en met hun lachende blauwe ogen door de mooie bloempaden rennen, terwijl moedertje-lief al lachend in de drempel op een warme kusje staat te wachten’.
(Nita, Wensdromen. pg. 4)
‘De manumissie was dus heel dikwijls een twijfelachtige voorrecht’.
(Römer, pg. 45)
‘Iemand wordt in deze maatschappijen mooier gevonden, naarmate hij een rechter neus, sluiker haar, dunnere lippen en een lichtere huidskleur heeft’. (Römer, pg. 26)
| |
5.4 Voornaamwoorden
Ook met de voornaamwoordelijke aanduiding heeft de Antilliaanse auteur in het algemeen meer problemen dan de Nederlander. Het is begrijpelijk dat iemand die niet weet of het of de het lidwoord moet zijn, ook moeilijk kan kiezen tussen deze of dit, en die of dat. Daardoor ontstaat een grote onzekerheid in het gebruik van de voornaamwoorden in de ruimste zin: aanwijzende, betrekkelijke, persoonlijke, onbepaalde, wederkerige en bezittelijke voornaamwoorden. De invloed van het Papiamentu als moedertaal op al deze pronominale problemen is door De Palm voldoende aangetoond; men leze daarvoor zijn tweede hoofdstuk. Voorbeelden van aanwijzende voornaamwoorden:
‘De vermogenskracht van deze vreemdelingen heeft het landskind na deze tijdsverloop ontzettend verrast’.
(Nita, Wensdromen, pg. 12)
‘“Deze is nog een njetu”, zei Ma Mimi trots’.
(Sherry, pg. 58)
‘Toen ik een paar dagen later, met alle moed die ik toen kon bijeenbrengen en in de hoop dat zij mij naar haar balkonnetje zou uitnodigen het huisje haastig langs liep, constateerde ik dat deze leeg stond’.
(Fata Morgana, pg. 58)
Van betrekkelijke voornaamwoorden:
‘In de hoek van de grootste kamer staat er een bed die met een goedkope sprei en twee harde kussens werd opgemaakt’.
(Nita, Wensdromen, pg. 7)
‘Het is een feit welke tegen ieder elementair begrip van gelijkberechtigheid indruist,
| |
| |
wanneer Rijksgenoten in het Rijk overzee geboren, bij de grote Maatschappijen zowel in loonschalen en sociale voorzieningen ten achter worden gesteld, bij zij die in het Rijk in Europa zijn geboren’.
(Nita, Wensdromen, pg. 17)
Het laatste voorbeeld hierboven laat ook al zien dat bij persoonlijke voornaamwoorden vooral de objectsvormen moeilijk zijn.
‘Maar zij die iets kunnen zeggen omhullen zich in alle stilte, terwijl zij die wat willen zeggen, door hun interne vrees het zwijgen wordt opgelegd’.
(Nita, Wensdromen, pg. 16)
‘Nog veel meer waard is Uw bestaan/Zoals wij mensen wordt geleerd’.
(Hulp, pg. 30)
Het juiste gebruik van ‘zich’ is ook moeilijk, zoals uit deze voorbeelden blijkt:
‘En ondanks dit, zijn zij in hun zelven verdeeld’.
(Nita, Wensdromen, pg. 6)
‘Samensmeltend met de omgeving/Van de duisternis waarin wij beiden, Onttrokken aan ogen mochten zich verblijden’.
(Hulp, pg. 28)
De ook in Nederland gesignaleerde ‘haar-cultuur’, de neiging om ten onrechte haar in plaats van zijn te gebruiken, moet hier ook gesignaleerd worden. Daarbij sluiten dan nog enkele verkeerde genitief-vormen aan in dit voornaamwoordelijk probleemgebied.
‘Was dit tijdschrift misschien te sterk gericht op het Spaansschrijvend kontinent, haar verdienste is geweest dat in en om dit blad zich een nieuwe generatie deed gelden’.
(Mañán, pg. 4)
‘Maar zal het ideaal van de niet Europese Nederlandse ofwel de Antilliaanse arbeider om in loonschalen en sociaal voorzieningen gelijk te worden berechtigd als de Europese Nederlander ook tot haar recht komen?’. (Nita, Wensdromen, pg. 2)
‘Ik begon me op te richten, toen opeens het viertal als afgesproken hun armen naar me uitstrekten’.
(Fata Morgana, pg. 65)
‘Zowel in Suriname als in de Nederlandse Antillen is men in het algemeen van oordeel dat de gedachte van Rijkseenheid en samenwerking niet enkel in de dode wets-formules bij de Ronde Tafel Conferentie hun oorsprong kunnen vinden’.
(Nita, Wensdromen, pg. 2)
‘Van angst is namelijk heel dikwijls sprake bij opgeschoten jongens, wiens opkomende mannelijke kracht een bedreiging vormt voor de alleenstaande moeder’.
(Römer, pg. 108)
‘Beminnelijke Schepper, Heer der heelal’.
(Hulp, pg. 39)
Tenslotte is het me opgevallen dat sommige onbepaalde woorden met een verwijzende functie (niet alleen voornaamwoorden) op een merkwaardige manier gebruikt worden, zoals men als object en ooit en iemand met een duidelijk bepaalde betekenis. Voorbeelden:
| |
| |
‘Het Papiament's, de Curaçaose muziek interesseert men niet’.
(Nita, Wensdromen, pg. 5)
‘Het was mij evenals ooit opgevallen, dat dit tevoorschijn toveren van het crucifix, om in naam van Jezus Christus berispingen en raadgevingen onder de zieken uit te delen, eerder een afleidingsmanoeuvre was dan apostolische ijver’.
(Fata Morgana, pg. 111)
‘Boeboe Fiel kwam nu weer op het idee van een hangmat. En dan liggen. Met een fles rum binnen iemands bereik’.
(Dubbelspel, pg. 249)
| |
5.5 Er en het
Wie zich met het Nederlands als vreemde taal bezighoudt, weet hoe moeilijk het is om er goed te leren gebruiken. Het is al herhaaldelijk geconstateerd door auteurs die zich richten op het Nederlands in Afrika, Nederlands Indië, Suriname of de Antillen.
In zijn boek Herkomst en groei van het Afrikaans schrijft Kloeke:
‘Wie vreemde talen onderwezen heeft, of Hollands aan vreemdelingen, kent bovendien de moeilijkheden met de zwakbeklemtoonde woordjes en tussenvoegsels. Een vreemdeling, die het tot moet-ie en schrijft-ie gebracht heeft in plaats van moet hij en schrijft hij is al aardig op weg om “colloquial Dutch” te leren. Het goede gebruik van het zwakbeklemtoonde er (hij ziet er goed uit, ik heb er drie) leren vreemdelingen zelden tot in de perfectie. Het is dan ook spoorloos uit het Afrikaans verdwenen’. (pg. 347)
Zover is het in het Antilliaans Nederlands nog niet gekomen. Wat betreft de taal van de Indische Nederlanders heeft Van den Toorn ook al vele moeilijkheden moeten constateren in het gebruik van er.
‘Het adverbiale pronomen er veroorzaakt - men kan wel haast zeggen vanzelfsprekend - voor deze mensen ook onoverkomelijke moeilijkheden. Typerend is: wat wil je ààn doen (op langgerekte hoge toon gesproken) voor “wat wil je er aan doen”. Het preapositionaal en locaal gebruikte er schijnt bijna stelselmatig achterwege gelaten te worden, bijv.: ik heb niet voor over zo lang in de rij te staan. Couperus vermeldt in een gesprek: “Verdraai geen pink om”. Ook het pronomen het wordt wel weggelaten, zowel als object: trek jou toch niet aan, seg; schudt van jouw kouwe kleren af, als ook in subjectspositie: overal is niet zo mooi als hier: wat kan schelen, seg’. (pg. 223)
Ook voor het Surinaams Nederlands is door diverse auteurs opgemerkt dat er en het moeilijke woordjes zijn. Voor een overzicht van de verschillende uitspraken en vele voorbeelden wil ik hier verwijzen naar het Schakels-nummer over ‘Het Nederlands in Suriname’, pg. 52-53. Daar kom ik tot de conclusie dat het en er in het Surinaams Nederlands een zeer opvallende plaats innemen.
Wanneer we dan nu tenslotte kijken wat er over het Antilliaans Nederlands reeds is gezegd, komen we uiteraard terecht bij De Palm. Hij wijst er ook weer op dat de Curaçaoënaars er moeilijk kunnen plaatsen: ‘ze gebruiken er óf vaak óf soms ten onrechte niet’.
Na enige voorbeelden van beide mogelijkheden zegt De Palm nog:
| |
| |
‘Het gebruik van het woordje er is voor de Papiamentu-spreker een volkomen nieuwe notie’. (pg. 37)
Ik geef hier nu wat andere voorbeelden uit de literatuur. Er op onnederlandse manier gebruikt:
‘Er in de hoek van de kleine kamer staat er een opgerolde vloerbed voor de kinderen’.
(Nita, Wensdromen, pg. 8)
‘In pluralistische maatschappijen treft men een cultuur aan met verschillende subculturen, terwijl in de plurale maatschappijen er verschillende culturen zijn te onderscheiden’.
(Römer, pg. 13)
‘Het wordt tijd dat we inzien, dat de wet er voor beide partijen precies op dezelfde wijze d.w.z. de wijze die de wet omschrijft er is, en beide belangen, het belang van de overheid en die van de burger moeten even zwaar wegen’.
(Arion, Wederopbouw, pg. 21)
‘Het is een algemeen bekend feit dat het kapitalisme wanneer het er op uit is voor exploitatie, niet gewoon is te wijken’.
(Nita, Wensdromen, pg. 18)
Er achterwege gelaten, waar het ABN er wel zou gebruiken, vinden we in de volgende voorbeelden.
‘Hoeveel hadden ze daar beneden?’
(Dubbelspel, pg. 28)
‘Zou de hemelpoort bestaan? Vliegen we bijvoorbeeld 'n keer tegen aan?’.
(Arion, In de Wolken, pg. 9)
‘Het was al voldoende als ik voorlopig wist, dat de ontdekking niet een was die mij nadeel zou berokkenen’.
(Fata Morgana, pg. 75)
‘Ik ben ditmaal even stil uitgeknepen als Zuster Goudron', dacht Redin, die op de gang liep’.
(Bewolkt Bestaan, pg. 10)
‘Deze ideeën houden een bepaalde structuur in stand, zelfs bij het wegvallen van de culturele verschillen, die in het begin mochten zijn geweest’.
(Römer, pg. 16)
‘De Nederlander is de grootste strijder voor de rechten van de arbeider, maar hier in de Antillen merkt men in het geheel niets van’.
(Nita, Wensdromen, pg. 15)
Het is merkwaardig dat De Palm niet heeft gesignaleerd dat ook het een moeilijk woord is. Alleen Van den Toorn merkt op dat het in het Indisch Nederlands vaak weggelaten wordt, zowel als subject als object in de zin. Ook in het Antilliaans Nederlands komt deze weglating voor; maar de onzekerheid in het gebruik van het blijkt nog meer uit een overdadig gebruik van dit woord in plaats van uit het weglaten ervan. Althans getuige de volgende voorbeelden:
‘Ik heb het niet gedaan, ik zweer bij de Moeder-Maagd!’
(Bewolkt Bestaan, pg. 82)
| |
| |
‘Als het ware het ter handhaving van de sociaal geaccepteerde regel dat om deel te nemen kunnen uitmaken van de hogere sociale strata men naar het blanke somatische normbeeld moet tenderen, wordt ook de duidelijk als niet-blanke te herkennen persoon, die een bepaalde sociale positie inneemt, als blanke beschouwd door de gekleurde lagere strata’.
(Römer, pg. 28)
‘De meeste Curaçaose kooplieden hebben het ingezien dat men het Hollands publiek alleen lokken kan wanneer men een Hollander in de zaak plaatst’, (Nita, Wensdromen, pg. 11)
‘Maar weldra is het gebleken, dat het de Hollanders nog steeds zijn die 't op de “Isla” en overal het voor te zeggen hebben’.
(Nita, Wensdromen, pg. 2)
| |
5.6 Voorzetsels
Een van de taalaspecten die in elke taalcursus, ongeacht de taal die geleerd moet worden, aan de orde komt, is het hoofdstuk voorzetsels. Voor het Duits moeten wij leren welke naamval bij welk voorzetsel hoort, voor het Frans dat ons tegen soms contre en soms à is, en wie denkt dat het Spaanse por wel hetzelfde zal zijn als het Franse pour zit lelijk fout! Zo is het dan ook niet verwonderlijk dat voor anderstaligen ook de Nederlandse voorzetsels een moeilijke categorie vormen. We herkennen de Belg onmiddellijk aan de uitdrukking ‘aan de prijs van’ bij het verkopen. Ook voor het Surinaams Nederlands heb ik al vele voorbeelden van voorzetsel-varia gegeven. Het is dus eerder opvallend dat Van der Toorn in zijn artikel over het Indische Nederlands deze categorie helemaal niet noemt. Voor de Antillen wijst De Palm er op dat het
‘dan ook niet verwonderlijk is, dat de Curaçaose scholieren moeite hebben met de Nederlandse praeposities. De gemaakte fouten laten zich in twee groepen onderscheiden:
a | verkeerd gebruik van het voorzetsel ten gevolge van vertaling uit het Papiamentu; |
b | verkeerd gebruik van het voorzetsel ten gevolge van onvoldoende kennis van het Nederlands’. (pg. 34) |
Het is mij gebleken dat het niet alleen scholieren zijn die op de Antillen de voorzetsels moeilijk vinden, want ook bij de volwassen auteurs vindt men gemakkelijk talloze voorbeelden. Soms is een ander voorzetsel gebruikt dan in de vaste ABN-combinatie; in hoeverre daar sprake is van letterlijke vertaling uit Papiamentu of andere, onderliggende talen is niet altijd duidelijk. Soms is het goede voorzetsel op een ongewone plaats in de zin terecht gekomen. En dan zijn er gevallen waar onzekerheid over de vraag of een werkwoord scheidbaar of onscheidbaar is, duidelijk tot problemen leidt. Ook onverwachte verdubbeling van voorzetsels komt voor.
Voorbeelden van afwijkende voorzetsels zijn de volgende:
‘De negerchauffeur trachtte nog om den steilen heuvel op de derde versnelling te halen’.
(Bewolkt Bestaan, pg. 88)
‘Om jaloers van te worden’.
(Dubbelspel, pg. 301)
| |
| |
‘Meneer Bloemhof was voor Eddy een nieuw type mens: de stugge Noorderling die, doortrokken van de sombere leer van Calvijn, de wereld zonder een grein optimisme bekijkt; karig aan woorden, streng en hard jegens zijn gezin en zonder de minste speelsheid in zijn karakter’.
(Rots der struikeling, pg. 23)
‘Deze kunnen hier op de vloer komen om rustig een kopje koffie te komen drinken’.
(Nita, Wensdromen, pg. 5)
‘Bij de wijziging van de Staatsregeling van Curaçao in 1937 kwam er hoop in een betere verstandhouding tussen de landskinderen van de N.A. en de Hollander’.
(Nita, Wensdromen, pg. 2)
Voor de overige voorzetselproblemen zijn de volgende voorbeelden nog een illustratie.
‘Ze liet haar koffers op de porch staan en begon het huis om te lopen’.
(Dubbelspel, pg. 311)
‘Moeder moet uit gaan werken en de kinderen worden na schooltijd opgevangen door de volwassene die toevallig thuis is op dat moment of een grotere broer of zus, die hen dan ook te eten geeft’.
(Römer, pg. 109)
‘Laat men maar om te beginnen met voorop te stellen, dat de schrijver van zijn recht van vrijemeningsuiting gebruik heeft gemaakt zoals het in ieder democratisch land gebruikelijk is’.
(Nita, Wensdromen, pg. 13)
‘Van de zegenende hand waren de vingers door het midden gebroken’.
(Fata Morgana, pg. 66)
‘Neen, natuurlijk niet, dit is een koelbak en vanzelfsprekend moet het water doorkoud zijn’.
(Tepalka, pg. 46)
‘Toen ik in dat ziekenhuis lag te zielbraken en de ganse dag een gordijn aangaapte, heb ik twee dingen ontdekt die mij op het spoor brachten van het grote geheim’.
(Tepalka, pg. 63)
‘Wij waren er bijvoorbeeld het onder elkaar mee over eens, dat Adam sexuele handelingen, althans een sexuele handeling, gepleegd zou hebben, althans wilde plegen, die in die prille dagen van het menselijk bestaan als onaanvaardbaar werden verworpen’.
(Fata Morgana, pg. 101)
Bij het laatste voorbeeld (onder elkaar mee over eens) vraag ik mij af of hier van een Brabantisme gesproken kan worden. Ook De Palm wijst bij een ander, door mij niet geconstateerd verschijnsel (zijn eigen i.p.v. zich) al voorzichtig op de mogelijkheid van Brabantismen in het Antilliaans Nederlands:
‘In hoeverre de Brabantse invloed van fraters van Tilburg en de zusters van Roosendaal en Schijndel hieraan debet is, is moeilijk na te gaan’. (pg. 29)
| |
| |
| |
5.7 In Nederland onbekend Nederlands
Evenals dat bij het Surinaams Nederlands het geval is, zijn er in de werken van Antilliaanse auteurs zeer vele Nederlandse woorden, die we in Nederland niet tegenkomen, en daarom ook vaak niet begrijpen. De taal geeft niet alleen een zelfportret van een auteur, maar vormt ook een afspiegeling van de samenleving, materieel en maatschappelijk, waarin die auteur leeft. Andere gewoontes, andere voorwerpen krijgen andere namen, en soms krijgen oude woorden een geheel nieuwe betekenis. Woorden zijn wat dat betreft net als planten, die ook een spiegel vormen van hun achter- en ondergrond.
Dezelfde plant ziet er op klei anders uit dan op zand, en in de schaduw anders dan in de zon. Het is dus niet verwonderlijk dat dit ook in het Antilliaans Nederlands het geval is. De volgende voorbeelden zijn een deel van de grote hoeveelheid die een Nederlandse, oplettende lezer tegen kan komen bij het lezen van boeken uit de Antillen.
Uit de vervoerssector stammen woorden als konvooi en bus, die duidelijk iets anders betekenen dan ze in Den Helder doen.
‘Zij en Sherry stonden vroeger altijd samen bij het Brion-plein op Otrabanda te wachten op het konvooi’.
(Sherry, pg. 25)
‘Behalve deze grote bus (van de grootte van wat op Curaçao convooi heet) bezit de taxi-association op St.-Maarten ook nog twee volkswagenbusjes en twee Toyota's.
(Arion, Ruku, jrg. 2, no. 1, pg. 6)
‘Een wild busje kwam de Tulaweg oprijden’.
(Dubbelspel, pg. 259)
‘Om terug te komen op de grotere common sense van onze St. Martijnse buschauffeurs, zij onderhouden hun busdiensten niet met grote sleeën van Amerikaanse auto's, die inderdaad golven van benzine gebruiken, zoals op Aruba en Curaçao, maar met de wat benzineverbruik betreft goedkopere volkswagenbusjes’.
(Arion, Ruku, jrg. 2, no. 1, pg. 7)
‘Ze moesten de langere weg om het Schottegat nemen omdat de brug openging om een groot, Santa-schip binnen te laten’.
(Dubbelspel, pg. 293)
‘De directeur van Colegio Arubano dravend door de Julianastraat en de heer havenmeester op een trappelend ezeltje wachtend op de pier tot de Santa-boot binnen was’.
(Hartog, pg. 65)
Ook het landschap met het daaringeplaatste huis en hof leveren woorden op, die we in Nederland niet gebruiken. Diabaas ontbreekt in onze geologie, tamarindes groeien hier niet, en mispel en jasmijn zijn andere planten dan de gelijknamige Nederlandse.
‘De hemel: een doorschijnende baldakijn boven de Caribische Zee, een stukje van de oneindige ruimte met wat wolken en vogels erin; de aarde; een streepje rif en diabaas aan de rand van het Zuidamerikaanse continent: wat deed hij hier?’
(Eerste Adam, pg. 29)
‘Die bestaat en mooi is en alle mensen doet zeggen: het diabaas heeft een bloem gegeven ter wille van de schoonheid en ter wille van ons geluk’.
(Vreemdeling op Aarde, pg. 146)
| |
| |
‘Of hoor ik mezelf zeggen: Armando heeft het vogelnest in de tamarindeboom vernield’.
(Tepalka, pg. 27)
‘Een grote kale vlakte, met hier en daar een indju of tamarindeboom tussen de cactussen en spaanse juffers’.
(Lauffer, Landhuis)
‘Op het landhuis hangt de oude slavenbel,
De klepel zucht in de zachte streling
De mispelbomen links en rechts
Weven aan hun vaag patroon.
En ver boven op de heuveltop
Ruist trots de tamarindekruin’.
‘In die dagen waren de dorpen zoals Groot-Kwartier en Rio Canario mooie plantage's van mispel en mangobomen’.
(Nita, Wensdromen, pg. 6)
‘Ze snoven de lucht van de jasmijn niet in, achter hun benzinemotor. Ze zagen het rood van de bloemen niet’.
(Hartog, pg. 31)
Zeer kenmerkend voor het landschap zijn op Curaçao ook de geiten; omdat ze wel uit de koralen komen, is een geitenval vaak aanwezig.
‘De daken zijn rood/En er zijn koralen voor het vee’.
(Arion, In de Wolken, pg. 12)
‘Kleiner was het eiland/binnen hek en geitenval/negers waren/jubilarissen in 't olieblad’.
(Van der Wal, Passaat)
Binnenshuis treffen ook enkele veelvuldig gebruikte woorden: men zit in een zaal, liefst in een schommelstoel, die diverse namen krijgt en in de keuken staat een stoof, niet om warme voeten te krijgen maar warm eten.
‘De zaal was klein en leek overvol door de grote, zware meubels, de zwarte schommelstoel en de met krullen bewerkte kasten, waarin foto's, glas- en aardewerk waren uitgestald’.
(Sherry, pg. 56)
‘En waar hij kwam daalde een fijne verstikkende deken van melancholie op hem neer: in het verschilferd badhok op Jan Thiel; in het oude verlaten landhuis waar geiten langzaam en beledigd opstaan als hij de zaal binnenkomt; in het kreunende botenhuis op het Spaanse Water’.
(Vreemdeling op Aarde, pg. 51)
‘Wanneer Abraham dronken in de zaal stond te zwaaien, het haar geplakt over zijn bloed-doorlopen ogen, 't hemd uit zijn broek, terwijl hij verwensingen uitbraakte, stond Meenchi verwijtend vóór hem met haar kinderen achter haar rokken en berispte hem met haar drenzende klaagstem’.
(Rots der struikeling, pg. 15)
‘Hij klom met klapperende tanden op de vensterbank en zag haar in een wiegelstoel op de stoep zitten; als een krankzinnige liet zij haar hoofd heen en weer rollen, ter- | |
| |
wijl Janchi bij het licht van een stormlantaarn de scherpe dorens met een naald uit haar voeten peuterde’.
(Vreemdeling op Aarde, pg. 30)
‘Toen ik haar toestemming ging vragen om gedeelten van Eddy's schrift te publiceren, vond ik haar in een wiegstoel op de galerij van het oude vrouwentehuis op de heuvel: ze was bezig foto's van de prinsesjes op een karton te plakken’.
(Rots der struikeling, pg. 13)
‘Ik ging languit liggen in een luierstoel en meteen viel mijn oog op een driepotig tafeltje, waarop zeer prominent de ingelijste foto prijkte van een vroom meisje in communiejurk’.
(Tepalka, pg. 89)
‘Je vergat zeker de stoof aan te doen, Sherry’.
(Sherry, pg. 55)
‘Er werd gekookt op een kerosine stoof omdat er nog geen gasaansluiting was’.
(Sherry, pg. 54)
Zoals reeds eerder gebeurde, kunnen we ons bij deze stoof afvragen of hier sprake is van een Brabantisme, via het onderwijs door fraters en zusters geïnspireerd. Maar het zou natuurlijk ook een Anglicisme kunnen zijn, omdat het Engelse stove bekend was. Misschien is trouwens zowel het een als het ander het geval en hebben fraters en Engels elkaar in dit geval gesteund!
Uit het sociale leven zijn er ook nog enkele typische woorden te melden. De onderlinge verhoudingen zowel tussen de sexen als tussen de rassen zijn anders.
‘Zoals de Curaçaose man vroeger en misschien nu nog prat ging of gaat op zijn buitenvrouwen en buitenkinderen, zo zal in de toekomst het symbool van gestaakt te hebben, minstens één keer, voor een veel belangrijker symbool van zijn mannelijkheid zijn’.
(Arion, Ruku 6, pg. 17)
‘En dan, hoeveel buitenkinderen had Boeboe niet?’
(Dubbelspel, pg. 28)
‘En men had haar een moedige vrouw gevonden omdat ze, om hèm zover was gegaan, met een andere man te gaan liggen’.
(Dubbelspel, pg. 265)
‘En als je bij me komt om met me te liggen, leen je weer geld van me, dat je nooit teruggeeft’.
(Dubbelspel, pg. 341)
Enerzijds doen sommigen nog hun best om bepaalde ‘blanke’ eigenschappen na te bootsen, anderzijds bestaat er ook voldoende gevoel van eigenwaarde om op de pletter neer te zien.
‘Op een dag vond mamaai haar voor de spiegel. “Kind”, zei ze, “als je dertien bent, mag je je haar strijken”.’
(Sherry, pg. 12)
‘Claire had overal rondgebazuind: “Dat kind is zwart, ze heeft nog “slecht” haar ook, maar je moet zien hoe ze zich aanstelt”.’
(Sherry, pg. 14)
| |
| |
‘Maar hij hoefde niets meer tegen Da te zeggen, want de broer had al besloten, dat Da niet met een pletter kon trouwen’.
(Rots der struikeling, pg. 163)
Een van de mensen die zeer veel hebben bijgedragen tot dat gevoel van eigenwaarde, was Dr. Da Costa Gomez. Dit verklaart de enorme sociale meerwaarde van het woord Doktoor, dat verder voor Nederlanders niets zegt.
‘Als dit gerucht waar is, dan kan men zeggen, dat de hand van de Doktoor na zijn dood in de goede richting bleef wijzen’.
(Arion, Ruku, jrg. 2, no. 4/5, pg. 38)
‘“Een revolutie in de prijzen”, zei Boeboe, zich flarden van het gesprek aan het begin van hun dominospel herinnerend, flarden argumenten van Janchi Pau, waarvan hij de indruk had dat hij ze beter kon gebruiken dan de slogans van wijlen Doktoor, hoezeer hij deze ook vereerd had’.
(Dubbelspel, pg. 321)
| |
5.8 Contaminaties en andere fouten
Het komt uiteraard ook in Nederland voor dat auteurs echte taalfouten produceren, die al dan niet te rubriceren vallen. Een volkomen vlekkeloze taalbeheersing komt nu eenmaal zelden voor, en gelukkig staan er vaak andere, positieve eigenschappen tegenover, die zo'n fout compenseren. Het is dus niet verwonderlijk dat in een grensgebied van het Nederlands, zoals de Antillen, een relatief groot aantal fouten te vinden is die, zoals De Palm (pg. 38) zegt, diverse oorzaken hebben. Hij noemt als oorzaken: vertalingen uit het Papiamentu, foutief gebruik van een woord omdat de betekenis niet is begrepen, en foutief gebruik van woorden en uitdrukkingen ten gevolge van gebrekkige kennis van het Nederlands. Vooral bij de laatste categorie zijn oorzaak en gevolg moeilijk te scheiden en is de diversiteit enorm. Omdat het geen zin heeft hier naar volledigheid te streven, geef ik hier nog een kleine bloemlezing uit de voorbeelden. Duidelijk van contaminatie kan men spreken bij de volgende gevallen.
‘Zij vormen deel uit van de kern van gemeenschappelijke waarden en normen’.
(Römer, pg. 15)
’Maar het schijnt dat er zoveel af is, dat de buurvrouw me niet eens terug herkende‘.
(Sherry, pg. 106)
‘Ze was er van overtuigd, dat ze dan beter haar voorbereidingen had genomen’.
(Dubbelspel, pg. 336)
‘Veel aandacht wordt dan ook gehecht aan het onderwijs’.
(Römer, pg. 110)
‘Men heeft heus geen hoofdbrekens gehad om het geld bijeen te brengen om al deze kostbare ameublementen te kunnen aanschaffen’.
(Nita, Wensdromen, pg. 4)
‘En zulke praktijken worden alleen met 't landskind uitgespookt’.
(Nita, Wensdromen, pg. 10)
| |
| |
Problemen met inversie komen ook voor, alhoewel ik die duidelijk minder signaleerde dan De Palm doet verwachten. Voorbeelden zijn:
‘De broek van zijn pyama trok hij alleen maar wat hooger, snoerde hem goed vast’.
(Bewolkt Bestaan, pg. 24)
‘Maar als hij het straks komt te weten .. En hij kómt het te weten’.
(Dubbelspel, pg. 341)
Bij sommige woorden heeft men duidelijk de klok horen luiden, maar is de klepel toch verborgen gebleven: ze lijken op Nederlandse woorden, die dan nét iets anders luiden. Of het woord is wel Nederlands, maar de betekenis zit er nét iets naast. Voorbeelden:
‘Daarna ging het den godlieven dag lang over een blakerend plateau, waar hij in de verte een span ossen zag, die den rullen klonterigen grond beploegden, onder het geschreeuw van den boer, die zijn dieren aanspoorde’.
(Camille Willocq, pg. 22)
‘Hij dacht aan huis en vroeg zich als in vertroosting af of het kathedraalgebouw dat er nog hecht uitzag, er niet meer zou staan indien die zware zijbeugels er niet waren’.
(Fata Morgana, pg. 19)
‘Zoals ik al eerder opmerkte stond aan deze behandeling geen menslievendheid ten grondslag, doch het eigen economisch belang vanwege de waarde van de koopwaar’.
(Römer, pg. 42)
‘Bloed vulde m'n hoofd bij de gedachte, dat het allemaal bedrog was; hoe moeilijk dringbaar het wezen van een mens niet vermag te zijn’.
(Fata Morgana, pg. 121)
Verschuiving van betekenis vinden we in deze voorbeelden:
‘Zo nu en dan probeert vader, moeder of de kinderen zelf wat voor het landschap rondom hun huizen te doen’.
(Nita, Wensdromen, pg. 7)
‘Bij de vrouwen gaat het meestal over de dienstmeiden die tegenwoordig met de dag nogal brutaler worden’.
(Nita, Wensdromen, pg. 6)
‘Zeg hem, dat hij ginds achter het badhok even iets bij mij moet komen horen’.
(Dubbelspel, pg. 339)
‘Het werk is in versneld tempo verricht en de Hollander heeft er dun en dik aan verdiend’.
(Nita, Wensdromen, pg. 10)
Dat sommige auteurs in ingewikkelde zinnen boven hun macht grijpen en dus in de knoei raken, kunnen de volgende citaten nog laten zien. Maar ook dit is natuurlijk iets wat in Nederland voor zou kunnen komen!
‘Het is een van de grootste voorbeelden van ongelijkberechtigheid wanneer niet-Europese Nederlandse arbeiders tot met hun 60ste jaar in het stof van de C.P.I.M. moeten blijven kruipen, terwijl de Europese Nederlandse arbeider reeds met zijn
| |
| |
53ste jaar z'n oude van dagen mag doorbrengen onder de dennebomen van het mooie Holland aan de zee’.
(Nita, Wensdromen, pg. 17)
‘Indien deze toestanden in dezelfde geest worden voortgezet na de totstandkoming van het Nieuwe Koninkrijk, zal de roep van ons volk voor autonomie, verblijven als de “roepende stem in het woestijn”’.
(Nita, Wensdromen, pg. 12)
‘Indien onze officieren van justitie in overleg met de reclassering, en in goede overleg met psychologen en psychiaters, want ook een heel volk kan minder toerekeningsvatbaar zijn, niet tot creatieve straffen komen voor deze mensen, dan moeten zij er voor oppassen straks zich op de borsten te slaan dat zij deze mensen snel hebben voorgeleid en ogenschijnlijk berecht’.
(Arion, Ruku 1, pg. 22)
| |
| |
|
|