Vast, de sociale rol der kunst is: de menschheid voor te lichten naai' hoogst leven van schoonheid; maar dit slechts door het beeld der schoonheid zelve, wellicht later van meer invloed op het leven der menschen dan welk begrip van strijd, of welke leer van menschelijkheid ook.
Enkele menschen, als politiekers of economen, sociaal-democratisch overtuigd, zijn nu gaan prediken de komst en de grootheid eerier ‘proletarische’ kunst. Eenerzijds wijzen ze er op, hoe kunst steeds is geweest spiegel der samenleving waarin ze leefde, en dat alzoo het socialisme - dat volgens hen - in de samenleving overheerschend wordt, het wezen der kunst vormen moet; anderzijds steunen ze zich op de zedelijke, menschelijke verheffing waarvan hun dogma drager is, en waarnaar dus - weêr volgens hen - de kunst zich zou moeten volmaken. Nu wordt bij de ‘proletarische kunstenaars’ alle kunstuiting die niet doortrokken is van 'n proletarische of socialistische geest, als ‘burgerlijk’ gedetineerd.
Voor wie niet in socialisme gelooft vervalt het geloof aan bestaans-mogelijkheid eener ‘proletarische’ kunst vanzelf.
Ik zal echter betrachten - afgezien van deze logische waarheid - bewijs te leveren dat wel in waarachtigheid zoo n wezen nooit de kunst kan doordringen.
De eerste regels van dit artikel toonen in duidelijke woorden al te zwak echter in evenredigheid met wat ik erover voel - hoe kunst slechts zijn kan het uitgedrukte gevoel of de gedachte eener ziel.
Socialisme nu is geen gevoel, wél 'n koud en kil begrip, gebaseerd op de door Marx ontwikkelde theorie van industrieele concentratie en dezes talrijke gevolgen; het omsluit 'n menigte practische strijdmiddels, waaronder de voornaamste: handelscooperatie, parlementarisme, vakvereenigingen, antimilitarisme. Zoo is socialisme en zijn bijhoorigheden 'n tijdelijk wapen, van 'n groot deel industrieele arbeiders, aangewend om 't bekomen van beter levensvoorwaarden. Daar. socialisme met de noodwendigheden van het dagelijksch leven van strijdvorm verandert, tactisch wordt naar gelange omstandigheden, ligt hier natuurlijk uitgesloten dat het in rechte lijn naar n vastopgebouwd doel gaat; - wat eertijds nogal beweerd werd door 't voorspiegelen van 'n collectivistischen staat van algeheel geluk.
Nevens socialisme en theorieën gesmeed en in partijen gebonden, staan andere leeren en gelooven, die zich eveneens voorstellen te gaan naar hooger; zoo zijn: het anarchisme, enz. enz.
Onder alle die begrips-leeren blinkt wellicht als het meest ideol[ogi]sch het anarchisme, als het meest materieele het socialisme uit.
Om recht, - waarmee gewoonlijk bedoeld wordt 'n stoffelijke verbetering aan de toestanden der arbeiders - strijden 'n heele boel leeren, vervormd tot partijen, tegen de behoudende en bezittende machten der samenleving. Het strijden dat ook niet zelden onderling gevoerd wordt, woedt zich uit op de terreinen der pers, der congressen, der vergaderingen, der parlementen. Dat geheel vormt het politiek of economisch leven. Aldus ben ik klaar er op te wijzen dat socialisme als tijdspiegel niet kan beïnvloeden het zuiver zinlijke der kunstnatuur, wijl het is 'n tijdelijk begrip, n leer of 'n dogma, dat zich enkel beweegt op zuiver-materieele gronden tot lotsverbetering van werklieden.
Zeker kan n kunstenaar zich voelen aangedaan door het enge, kleine, miserable leven van arbeiders, en als hij dat doorvoelt het beelden in al zijn geweldige fases. Maar dan zal hij geven de zuivere indruk van dat leven op zijn ziel, zonder meer: waagt hij het nu zijn beschouwing, zijn opvatting als samenlevings-mensch van dat léven aan zijn indruk toe te voegen, dan wordt zijn werk tendenz of strekkingswerk. Dan verliest het als kunstwerk alle waarde, wijl het niet geeft de zuiver zinlijke indruk van het leven op het kunstenaars-voelen, maar wijl het uitdrukt de beredeneerde, bedachte maatschappelijke bedenkingen van den schepper.