medemaken, en men is begeerig zijn werken te zien opvoeren. Wie dat geluk niet mag smaken, is teleurgesteld en voelt een leegte in zijn geestes-leven.
Langzaam, maar zeker, worden de drama's der oude school verdrongen door deze van de nieuwe. Zelfs de historische tooneelwerken worden niet meer, of zeer zelden gespeeld, en geen mensen vraagt er nog naar. Men verlangt het werkelijke leven op het tooneel te zien. Hoe juister en hoe treffender men dit weet weêr te geven, des te zekerder mag men zijn van een grooten en blijvenden bijval.
Aan naturalistische en realistische tooneelwerken, wordt de voorkeur gegeven boven alle andere, en de ideeën- en tendenz-werken schrikken de schouwburgbezoekers niet meer zoo erg af als in vroegere tijden. Wel bestaat er hier en daar nog een zekere schuchterheid, om er mede te beginnen. Maar die schuchterheid, die ongegronde vrees zal overwonnen en verdreven worden. Men moet met den tijd mede gaan; wie het niet doet, wordt er door verpletterd. En dàt moet ons in blijde stemming brengen. Tegenwoordig houden de meeste tooneelschrijvers, die opstaan, zich bezig met ons maatschappelijk bestaan, men grijpt in 't familie-leven, zoo rijk aan dramatische gebeurtenissen en gegevens; men ontleedt der menschen zieleleven, waarvan men ons, tot in de kleinste details, elk schuilhoekje blootlegt. Kortom, in elk tooneelwerk, om zoo te zeggen, dat tegenwoordig verschijnt, steekt een pogen, om ons iets te toonen, ons iets te leeren of te doen mede-voelen, van alles wat er om ons heen gebeurt. Lukken allen in hun pogen niet, 't is niet bij gebrek aan willen, 't is alleen 't kunnen dat ontbreekt, maar 't is in elk geval een verheugend teeken dat men het beproeft.
De groote geesten, de diepe denkers spreken tot ons; zij vragen ons hen onze aandacht te wijden, want zij hebben ons ernstige, gewichtige dingen mede te deelen. Luisteren wij naar hen en trekken wij al het nut uit hun raad en lessen die er voor ons in opgesloten ligt.
De eerste tooneelschrijvers die in Duitschland met vasten tred het naturalistisch terrein betraden waren Arno Holz en Johannes Schlaf, die met een gemeenzaam tooneelwerk De Familie Selicke voor den dag kwamen. Hun optreden verwekte heel wat rumoer. Deze schrijvers hadden de Fransche en Noorweegsche naturalistische school bestudeerd en ze werkten in haar geest. Deze twee genoemde schrijvers hadden in Gerhart Hauptman een vruchtbaren leerling gevonden. Ook een heele rij schrijvers volgden hun spoor. En het was pas een paar jaar geleden, dat men met Ibsen's werken, in Duitschland, kennis had gemaakt, die bij enkelen grooten geestdrift verwekten.
Ibsen heeft vele jaren geschreven, zonder door zijn landgenooten begrepen te zijn geworden. Erger nog, men dwong hem de vrijwillige ballingschap te aanvaarden. Ook in den vreemde stond men vijandig tegenover hem, den grooten dichter, dien men op 't einde van zijn leven, om strijd zou gaan vereeren - want Ibsen is een van de weinige mannen van genie, die 't geluk heeft gehad getuige van zijn overwinning te zijn. De vaste en kloeke overtuiging; de stalen wil; het aanhoudend en sterk karakter van Ibsen hebben 't hem mogelijk gemaakt den strijd vol te houden, en zegevierend zijn banier van Recht, Waarheid en Vrijheid, op een door hem veroverd terrein te planten.
Een volgend opstel zal uitsluitend aan den dichter van Brand gewijd worden.
a. | De Zaaier. |
b. | Maandblad voor Tooneel & Letterkunde. Motto: ‘Een Zaaier ging uit om te zaaien...’ |
| Multatuli. |
c. | Leuven. |
d. | Drukker: L. Timmermans-Deknop. |
e. | ‘'t Naturalisme op het Tooneel.’ |