II.
Er zijn ongetwijfeld diepten des kwaads, waarin de litterator mag afdalen; doch waar hij niet blijven kàn noch màg, indien het hem er om te doen is, zijn lezers te veredelen en te voeren naar het hooger gebied van het waarlijk smettelooze, naar die atmospheer, waar men ruimer kan inademen de heilige Aura van het Reine. -
Groot en uitnemend noem ik den letterkundige, die tegenover alle verschijnselen des levens, dezelfde onpartijdige kalmte bewaart en met de meeste volkomenheid weet af te beelden wat hij ziet, de beelden opvangend, zonder meer. Voor hem is, wat wij ‘laag’ noemen, een verschijnsel als elk ander. - Een boek, dat van begin tot eind niets dan ‘brave Hendrikken’ ten tooneelé voert, zou ik niet gaarne willen lezen; want ook het leelijke behoort tot het gebied der kunst; ook het kwaad, ook de zonde moet den kunstenaar dienen, maar, wee hem en z'n kunst, indien hij de zonde dient!
Helaas klapt een zeker publiek luidruchtig in de handen, wanneer het ziet, dat het intens gemeene en schunnige, met onverbiddelijke trouw is weergegeven: ‘Dat is eerst kunst, die schrijver heeft nog eens durf!’ zoo roept men.
Een echt kunstenaar durft niet alles. Er zijn nog beelden, naar welke hij de hand niet uitsteekt, want een heilige zielesiddering waarschuwt hem, dat hij en zijn kunst zouden worden verteerd.
Voorwaar Da Costa heeft gelijk, wanneer hij zegt: ‘Van hier! dan hij, wiens toon uit grove zinlijkheid gesproten, 't hart verlaagt en ten verderf bereidt! Hem weert de dichtkunst af van haar ontzagbaren tempel!’
Neen, de auteur moet zich niet bij voorkeur baden in 't slijk eener gezonken wereld; niet de onreinste hartstochten in beroering brengen; niet de onkuische verbeelding den teugel vieren.
Geen groot musicus zal niets dan wanklanken en disaccoorden produceeren; doch een waar musicus is hij! die een dissonant wèl in alle scherpte doet uitkomen, doch tevens laat oplossen in een welluidend schoon slotaccoord.
Zoo moet de schrijver, waar het vunzig-vuige hem tegentreedt, eer geen[s]zins den sluier overwerpen, maar de feiten, stellend in het waar licht der onpartijdigheid, dienstbaar maken tot veredeling zijner lezers en doen oplossen in de hoogere wereld der harmonische zielereinheid. - Die litterator bezoedelt zich evenwel, die een aesthetisch genot vindt in den zinnelijken wellust zijner kranke ziel.
Wie uwer durft er zich op beroepen om te gaan met zedelooze mannen en vrouwen, wier leven Laagheid is, van begin tot eind? En dergelijke boeken stellen zulke individuen voor, in wier gesprekken en handelingen, op de aanschouwelijkste, levendigste wijze geteekend, gij medeleeft!
Kunt gij dit doen zonder schadelijke gevolgen? Zult gij u met lectuur van het minste allooi voeden en uwe ziel niet verwoesten?...
Het is gemakkelijk het afzichtelijke zoo afzichtelijk, het naakte zoo naakt mogelijk voor te stellen en dit is des te verleidelijker, wanneer schrijvers, die voorstelling naar 't leven doen gelukken en een drom van vurige jonge aanhangers hen toejuichen en bewierooken.
Het is gemakkelijker, de zinnen te prikkelen en de zenuwen te schokken, dan in 't gemoed te tasten en het hart te treffen.