voet, zijn staat slaat op en rond, zijne ooren staan gespitst en het briescht zijn fiere lust over de wijde vlakten.
De kunst is goddelijk als de zon die scheurt door de wolken en licht schept over de wereld, een licht vol boomen zilver en boomen goud, een licht vol fri[s]sche warmte die dringt in de harten der menschen om ze een stond te doen vergeten dat hun voet geprent staat in de aarde, om ze een stond te doen gedenken dat hun hoofd reikt naar den hemel.
Kunst is hooge kracht en diepe wijsheid. Kunst is sterker dan drift en reiner dan liefde.
O zwijgt me nu van vaderland, zwijgt me van wereld. Ik zie vóór mij slechts ùùne vrouw, machtig volmaakt is haar wilde schoonheid, het edele hoofd omkranseld met stralen van goudharen licht, en den slanken voet zacht opgeheven onder een donkere golfplooi van haar sterrenmantel!
O gij, Aanbedene, wat vlucht uw vlugge voet het lage land van meersen en heide, wat daalt ge niet neder tot hier om de bijziende nachtuilen die leven bij fletsch-zieke olielampjes, blind te slaan met de klaarte van uw zon, en ons, die gelooven in u, die verlangen naar u, te verblijden met den dageraad van uwe komst. Verschijnt, en wij hangen aan uw heerlijkheid, en stijgen tot u in een geurig offer van zielen, die wegvlammen voor het schoone. Kom, vrije, goddelijke, eenige en ééne kunst!
Waarom zij schrijven de kabouter mannekens piepelend om onzen Parnassus?
Waarom? omdat ze mannen zijn van tel en titel die een zeker plaatsje bekleeden in de vlaamsche letterkunde;
omdat ze in een versje gezakt zijn dat door Blockx of Tinel op noten werd opgeholpen;
omdat ze met lappen en lijmen een dramatje hebben aaneengeflanst dat te Harelbeke ofte Deynze met veel bijval werd opgevoerd en met... truntentran hen uitgewischt;
omdat ze in een deftig-stijve novelle den werkmansstand, de burgerij, den adel en den koning hebben geparodieerd;
omdat pastoor X. hoog oploopt met de strekking van hunnen laatsten tenden[s]roman, en Juffrouw Z. zoo gecharmeerd is om de slot- de verzoeningscene, van hun laatste comedie;
omdat... enfin omdat ze reeds geschreven hebben en hun naam in de hoogte moeten houden.
Daar zijn er die schrijven tot ontlasting van het verlichting zoekende publiek. - Wie, verduiveld, zou zich verstouten iets af te dingen op het noodzakelijk bestaan van openbare piscines?
Anderen schrijven om hunne principes te verdedigen. Heeft den dag van vandaag niet iedereen zijn principes die hij voorstaat met hand en tand in 't belang van zijn eigen geldzak?
Een als 't wel gaat, - de nederigste, bekent dat hij schrijft om zich te oefenen! Best, best, jongen, maar wij hebben geen oefenaars van doen. Krabbel, wrijf en wroet zooveel het u lust op uw kamer, op uw lessenaar, op uw papier; doch houd u te huis, en draagt ze voor, die dingetjes, voor vader die u bewondert, voor uw vriend die u vergoodt, voor u zelf die wegzwijmt in zalige ontroering. Kom er in godsnaam niet meê buiten, in het licht van den dag. Laat er niet een gebenedijden letter van drukken. Of gij zijt de mijne, de onze, de man van 't publiek; en wordt gij dan beschimpt[,] begekt en bespot en van den rechter ter dood verwezen, 't is uwe zaak. Vraagt men aan zondaars en bandieten of ze zich oefenen?
Vecht gij voor uwe gedachten doe het dan eenvoudig weg, zonder aanstellerij, zonder schijn van litterairen hoogmoed, en wij laten u de zaak uitspinnen met proselieten van uw rang en andere richting.