-96- A. vander Gucht: ‘De wijde wereld in!’
‘De Kritiek’ komt het wereldtooneel te betreden, met krachtig, jeugdig hart.
Dat heerlijke dagen haar levensloop beheerschen en koesterende zonnestralen, hare krachten - bij verzwakking - als eene opbeurende moeder komen streelen!
Onverschrokken zal zij voortstappen op den voorgenomen weg, tot verheffing der Tooneelkunst. En zooals albr. rodenbach eens dichtte in zijn heerlijk prologus van “Gudrun”:
Vooruit toch! 't Is een poging, 't is een wenk, een voorspook van
hetgene aan 't stijgend Dietsche volk de toekomst schenken kan
En zal, wanneer zijn schouwburg eens, te gaâr met hem herboren,
Synthesis aller kunst, den roem van Dietschland zal doen gloren.
Op de titelplaat wordt het tooneel alsook de kritiek, zeer gunstig en zinnebeeldig weergegeven.
Voor meer dan eene reden heeft de teekenaar daartoe kinderfiguurtjes genomen, en hetzelfde gedacht ligt in rodenbach's gedicht ‘Waarheid’ uitgedrukt:
Geen valsche zuchten en geen valsche tranen,
geen mom op 't aangezicht des noordschen zangers,
geen nietig speeltuig van uw' ziel gemaakt
dat lacht of jankt naar men de wange draait;
maar lijk gij 't leven in u leven voelt,
en rond u, dwing het in uw lied te leven,
o Zanger, echt en trouw gelijk een kind.
Omleege aan den voet van 't tooneel, prijkt de verheerlijking der kunst:
Onschuldigen! ook gij moogt daar uw stappen wenden
uw oor, uw oog, hoe kiesch, zult gij daar nimmer schenden,
de deugd, hoe teeder ook, die uwe ziel vereêlt
vindt eene ware schuts, in 't geen men daar verbeeldt,
en de eenvoud van uw hart is daar voor strikken veilig,
onschatbaar is die plaats, ze is voor de zeden veilig !...
ledeganck.
Is de weg welke ‘De Kritiek’ voorgenomen heeft te doorloopen, lang, misschien gevaarvol, toch zal het blad immer vooruit stappen, wel wetende dat men met een onwrikbaren wil gewapend, alles overwint... Willen is kunnen! -
De wijde wereld in!.... en dat nooit een valsche snaar uw toon ontsiere!... Stelt u onder de nederigen, maar wijst door uw streven aan dat uwe taak edel, schoon en vooral zuiver is.
De taal der vlamingen weze de spraak waarmede gij zingt, weent en jubelt, maar... nooit lastert...
a. | De Kritiek. |
b. | Tooneelblad. |
c. | Roeselare. |
d. | Drukker: Alf. Deraedt-Verhoye, Delaerestraat 1, Roeselare. |
e. | ‘De wijde wereld in!’ |
f. | 1e jg., nr 2, 19 oktober 1902, p. 1. |
g. | A. Vander Gucht. |