van bladen aan de vlaamsche bevolking te doen kennen en lieihebben; wanneer men gestadig nieuwe fransche bladen en tijdschriften op het terrein der kunst ziet verschijnen, waarin men de door de kunst bevoorrechtte zonen leert hoogschatten, waarin men aanmoedigt al wie iets of wat vermaardheid in de kunstwereld geniet, ware het dan geene schande voor eene stad als Mechelen, die steeds op hare kunstfaam geroemd heeft, langer onverschillig te blijven aan den vooruitgang en de verheerlijking der kunst?
Is het geene schande dat men in eenen Messager de Britxelles, in eene La Réforme of Le Patriote moet gaan vinden hoe verre het talent strekt, van eenen Gendens, Blickx, Van Perck, Tuerlincks en van menigen anderen jongen Mechelsen kunstenaar!
Is het geene schande dat men te Brussel, Antwerpen, Luik tot zelf in Duitschland, Engeland en Amerika toe beter weet dan hier, welk een muzikaal genie Tinel is!
In eene stad waar vroeger maatschappijen als De Peoene en De Lisbloem immer glansrijk en triomfantelijk van de prachtigste landjuweelen van Noord- en Zuid-Nederland weerkeerden; in eene stad waar tooneelkringen als De Dijlezonen, De Taalzucht, De Moedertaal en zooveel anderen niet minder vermaard, steeds zegevierend van de luisterrijkste prijskampen naar hunne moederstad terug kwamen;
In eene stad waar l'Aurore en La Réunion Lyrique voor zang, Le Cercle Mozart en andere befaamde muziekkringen, de Mechelsche Toonkunst overal in den vreemde schitterend verkondigen;
In eene stad waar de Lucasgilde door hare jaarlijksche tentoonstelling getuigt van de Mechelsche befaamdheid op het gebied der schilder-, teeken- en beeldhouwkunst!
Voor de toekomst zulker stad ware het misdadig langer te dralen de bevolking aan den kunstdoodenden invloed van politiek en maatschappelijk bestaan te ontrukken, ze de kunst te doen begrijpen en ze met fierheid op hare zonen te doen neerzien die, meer door de Muze bevoorrecht, beter kunnen uitdrukken en weergeven wat de gevoeligste snaren van het menschelijk hart doet trillen.
Wanneer men nagaat, hoe ons dagelijks gemeenschappelijk leven hier ter stede reeds vergiftigd en vergald is door de hatelijke politiek, welke den mensch tegen den mensch opruit, die in hem alle menschelijk gevoel, dat slechts op liefde, solidariteit en broederlijkheid berust, doodt: die zijn hart koud maakt voor alle hooger streven, ongenaakbaar voor poëzie en idealen, die hem immer de koude werkelijkheid voor d'oogen houdt en hen door 't slijk der baatzucht, der jaloersheid en der oneer, onmeedoogend heensleurt!... dan vragen wij ons af, of een blad dat zich voorstelt de kunst onpartijdig, zuiver en grootsch te houden, te veel zou zijn daar, waar politieke dagbladen door hun schimpen, spotten en bitsige kritiek, den mensch aan het dichterlijke leven ontrukken en hem in de smachtende omarming van de politiek der persoonlijke belangen werpt.
Neen niet waar! In Mechelen moet een kunstblad welkom zijn, want zulk-blad alléen, is bij machte om den arbeider het hoogst noodige geestesvoedsel te schenken, zonder hetwelke hij machteloos aan de wanhoop overgeleverd is, indien het noodlot hem zijne ijzeren vuist laat gevoelen!
Onze gedragslijn is dan ook zuiver afgeteekend: wij willen de vlaamsche kunsten aan onze bevolking leeren hoogschatten, en ze verlossen van de voetkluisters die haar boeien en in de onmogelijkheid stellen, haren vrijen loop te nemen.
Eene talrijke schaar jonge kunstenaars van alle vak, dienen in onze stad gekend en aangespoord te worden: de bevolking mag ze niet langer onverschillig en schouderophalend op straat nastaren, wil ze die jongelingen, die in de toekomst Mechelens kunstkroon met menigen parel zouden kunnen verrijken, hunne ondankbare moederstad niet zien verlaten, en hunne stappen wenden daar, waar hen een milder onthaal te wachten staat.