Eerlijkheid en zelfvertrouwen zal ons werk kenmerken, en de zuiverheid onzer bedoeling zal ons sterken en wijden. We vragen niet en hopen evenmin dat anderen in ons gelooven, - twijfelen is immers zoo menschelijk! Enkel het geloof in ons zelf is hecht en maakt ons gelukkig en kloek voor de dagen, van arbeid. Want nu zoovelen den drang naar arbeid voelen, nu dat dit aanwakkerend gevoel over 't land vleugelt, nu is er vreugd alom, vreugd in en bij het werk, en dieper dan ooit voelen we onze jeugd die naar zelferkenning tracht met al de vurigheid van maagdelijke zielen.
Wij maken geen afbreuk aan wie of wat ook. Ons doel is enkel een onafhankelijk algemeen tijdschrift te hebben, open voor elke uiting op kunstgebied. We blijven rijk aan eerbied voor de meening van anderen, en volgen aandachtig elk streven.
De dadelijke kritiek der dingen zal bij ons zoo weinig mogelijk gebeuren, enkel dan en daar waar het streng noodzakelijk is, of waar misschien onze jonge vitzucht mocht opwellen.
De tijden keeren: een nieuwe eeuw breekt aan; achter ons en voor ons joelt een rustelooze drang, in de menschen worden breedere opvattingen, ontwaakt een inniger geweten, allen zijn vol daadwerkelijkheid. Het jonge volk staart verrukt naar 't laaiende leven, het wil zijn krachten stalen in den arbeid en in den strijd, het meent zich uitverkoren om zijn eigen ras te verheffen, en wacht ongeduldig om te bouwen aan de hergeboorte van zijn volk.
Frank staan we hier, omstraald door de opperste schoonheid van onze jeugd; we zagen zooveel heerlijks worden, zoo met onze gelaten naar den verschroeienden brand der waarheid gericht, en nu voelen we het oogenblik gekomen dat we ontroerd onze zielen ten offe[r]ande brengen: we dalen tot de diepten van ons gemoed en gepeins om het alles te dichten in onze taal.
Nogmaals we hebben geene begoocheling omtrent de algeheele waarde van ons jeugdwerk: al wat we schrijven zal wellicht niet sterk staan in den eenigen, onherzeggelijken vorm, met warmsprekende woorden en kleurige beelden, maar 't zal vertrouwen ademen en lichtglanzen van openhartige eerlijkheid.
Dit waren de woorden die we meenden te moeten richten als aanvang en inleiding, aan de menschen van Vlaanderen, woorden die weerspiegelen onze jonge arbeisvreugd; en die, we hopen het, mogen welkom wezen voornamelijk bij het jonge volk, de geestdriftige bent, de trouwe verlich[t]e knapen wier zielen zwanger zijn van jeugd en lust, en die zingen van eenen nieuwen morgen vol zonnige droomen.
Alvoorder dus, vol rein vertrouwen, eerlijk tegenover iedereen en in elke omstandigheid, eerbied voor de vrijheid, daar heel de wijde wereld ons lief is, maar bovenal vrij en onafhankelijk, geene voogdij erkennen we van wie ook, en met onze oprechtheid tot gids zal elke zijn weg wel vinden.
Op u knapen, wier harten popelen als weerzang van onze verklaring, op u steunen we.
a. | Alvoorder. |
b. | Tweemaandelijksch Tijdschrift. |
c. | Antwerpen. |
d. | Drukker: J.B. Madou, Antwerpen. |
e. | ‘Inleiding.’ |
f. | 1e jg., nr 1, oktober 1900, pp. 1-3. |
g. | Ondertekend: Alvoorder. |
| De auteur is lode baekelmans* (77), bestuurder van het tijdschrift. |