-86- [Programmaverklaring van Alvoorder]
‘Der kampf der selbstbehauptung ist unvermeidlich,’ zegt Stirner, en wel degelijk aan het bewustzijn dier waarheid is het te danken dat wij, zoo enkele jongeren besloten een nieuw tijdschrift te geven.
Op voorhand hoor ik de gewone klachten die gaan opstijgen over verbrokkeling van krachten, over gebrek aan middelen; ik hoor reeds de lijkredenen over zijn vroegtijdigen dood. Toch pogen we opnieuw en ditmaal met heel veel kans tot welgelukken. Hier te Antwerpen hebben zich de meest uiteenloopende temparementen bijeengeschaard om in een revue, waarvan de stoffelijke kant omtrent verzekerd is, elk zijn eigen weg te gaan, eigen werk te doen, met alleen, als gemeenschappelijke band, een vertrouwen in elkaar, in elkaars eerlijkheid en oprechtheid.
Om ons geheel te laten gaan met het mededeelzaam gevoel van onze twintig jaar, is dat tijdschrift noodzakelijk. Zoo geven we vrijen loop aan al wat in ons opwelt, aan al wat in ons sluimert aan leven, en enkel zoo moeten we tot een klaar bewustzijn geraken van wat we vermogen, elk volgt zijn pad dat naar den grooten weg moet leiden.
‘Alvoorder’ zal het heeten. Alvoorder ook met ons werk, verbreed en verdiept, alvoorder, we stijgen en onze droomen rukken vooruit naar nieuwe gezichteinders, alvoorder de jeugdige bent van Vlaanderen!
Gelast met allen, gekenden en ongekendentot ons te roepen, die sympatiek mochten zijn aan hetgeen we beoogen, namelijk zoo'n uitgaaf, aan allen is dit soort manifest gericht. Ons immers is gemeen de wensch, zoo dikwijls uitgesproken, een eigen vrij tribuun te bezitten voor ons werk; en nu dit op het punt staat verwezenlijkt te worden, is het ook natuurlijk dat we in u ons vertrouwen gesteld hebben. We zijn van meening dat elk streven aandacht en eerbied verdient, en hiermede is onze houding afgeteekend. Volledige vrijheid van oordeel, van filosofische strekking is aan elken medewerker volstrekt toegezegd, want ons nieuw huis moet luchtig zijn en het licht moet er mild kunnen binnenstroomen.
Voor alles is ons zelfvertrouwen de groote steun, de vaste grond waarop we bouwen moeten. Eischen we niet en hopen we evenmin dat andere in ons gelooven, twijfelen is immers zoo menschelijk, en enkel het geloof in ons zelf is hecht, en maakte ons sterk en kloek voor de dagen van arbeid. Zoo velen voelen nu den drang naar den arbeid, 't is een vreemd en nieuw gevoel dat over 't land komt, een heerlijke belofte van vreugd, want vreugd vindt men in 't werk, innige en reine vreugd. Die dubbeleenheid is aan ons, en ver van dorre en onvruchtbare theoriën en menschen zonder geloof gaan wij nu, midden van al wat leeft, zingt en weent, wroet en rust, kalm bewust van onze kracht, we gaan het leven in vol van onze jeugd, waarvan wellicht nu eerst de bronnen opborrelen in volle weelderigheid, we gaan door de Lente, onze Lente in het zonneland langs groene akkers, gouden korenvelden, door statige lanen, vrij en gelukkig.
't Is een merkwaardig oogenblik voor de Vlaamsche beweging. Het jonge volk is overtuigd dat de politiek eene misleiding was, dat ze niets te verwachten hebben van