De literaire manifesten van het fin de siècle in de Zuidnederlandse periodieken 1878-1914
(1982)–Raymond Vervliet– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 63]
| |||||||||||||||
-12- ‘Onze Streving’ [Programmaverklaring van De Ontwaking].De beweging ten gunste onzer zoolang miskende taalbelangen, deed in den jongsten tijd met meer kracht dan ooit zich gelden: de verschillende Staatspartijen hier te lande moeten tegenwoordig, willens of niet, met haar rekenen; ja, zoover hebben wij 't gebracht, dat wij enkele wetten, of beter gezegd enkele ‘stukken wetten’, bekwamen, die onze zwaarste grieven ten deele moesten doen verdwijnen. Dat wij van dag tot dag sterker worden, - dat hier en in den vreemde, onze rechtvaardige eischen van dag tot dag beter begrepen worden en meer en meer bijval krijgen, - doet onze gezworen vijanden, doet de partij van den vreemde, de ‘partij van Frankrijk’ in razernij ontsteken; eene Fransquillonsche bureaucratie doet al het mogelijke om door slinksche middelen en sophistische uitleggingen de loyale uitvoering van de bekomen wetten tegen te werken. Met meer hardnekkigheid dus dan ooit ons recht eischen, krachtiger dan ooit de stem verheffen om die kwaadwillige pogingen te verijdelen, en om de volledige oplossing van de ‘Vlaamsche quaestie’ te bekomen! dat is natuurlijk onze plicht, doch daar is het niet meê genoeg. *** Wat was in lang verleden tijden de bron van onze grootheid en roem?. zooniet die fiere, onbuigbare vrijheidszin, die rijke kunstkroon welke de wereld verblindde met haren glans. - Wat heeft, ook na 1830, den Zuidnederlandschen stam aanzien en eerbied verworven; wat heeft vooral bijgedragen om ons op de hoogte te brengen welke wij reeds weder, ondanks alle tegenwerking, bereikten? Het waren de talrijke bewijzen van leefbaarheid, van nationale zelfkracht welke wij, ondanks de eeuwenlange vreemde overheersching, ondanks al de pogingen om ons te verbasteren, voor de oogen van het verbaasde Europa ontvouwden. De namen van Leys, van Willems, van Ledeganck, van Conscience, - om alleen hen, die ons ontvallen zijn, te gedenken, - getuigden schitterend dat het glorierijk erfdeel der Vaderen in de handen van waardige zonen is overgegaan. Te zorgen, dat geen enkel kleinood van dit onschatbaar erfdeel verloren ga; - te zorgen daarenboven dat wij niet ten achter blijven bij den gang der beschaving, maar dat, in alle vakken, het Nederlandsen genie zich steeds krachtiger doe gelden; - te zorgen dat de gulden taal van het voorgeslacht de reine tolk blijve van eigen aard, eigen zeden, eigen schoon: Ook, en vóóral, dit is onze plicht. *** Elk onzer moet dus, in zijne sfeer, rusteloos, met altijd vernieuwden moed, met onwrikbare standvastigheid, strijdend blijven in den vreedzamen strijd ter wering van vreemden invloed en ter wedereisching van onze onvervreemdbare rechten. - Doch zij, die geroepen zijn om op het politiek gebied de pen of het woord te voeren voor onze Beweging, moeten den dringenden wenk voor oogen houden welke onze groote Conscience, onze Wijze ManGa naar voetnoot1, vóór lange jaren reeds, aan het Vlaamsche leger toerichtte: ‘Ik bezweer u, landgenooten, bederft onze schoone zaak niet door partijzucht; vertraagt onze wedereisching niet door driften, die aan de Fransche beschaving zijn | |||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||
ontleend!Ga naar voetnoot2!’. - Onze Nationale Beweging mag niet aan den leiband loopen van deze of gene Staatspartij, die haar. tot bereiken van eigenbaatzuchtige oogmerken wil uitbuiten - kwijtstaande met haar te verloochenen en te verschoppen, als dit oogmerk bereikt is. Wij zijn sterk genoeg om op eigen beenen te steunen, en onze zaak is te heilig om haar te compromitteeren in verdachte bondgenootschappen. En de bevoordeelden, - zij, in wier boezem het gewijde kunstvuur vlamt, die het edelste deel verkregen hebben en geroepen zijn om hun Vaderland te verheerlijken door de voortbrengselen van hun scheppend genie: - zij mogen nimmer uit die reine sferen dalen waar zij. hunne ingevingen putten, zij mogen de vleugelen huns geestes niet bezoedelen aan het stof van die ‘ellendige krakeelen des strijdenden levens en der ijdele staatkunde.’Ga naar voetnoot3
Ziedaar de hoofdgedachten welke ons bezielen bij het stichten van ons werk; ziedaar het richtsnoer dat ons steeds geleiden zal. In menige omstandigheden is er moed noodig om die taak te vervullen, om, zonder aanzien van personen, alléén het grondbegin voor oogen te houden en in alle omstandighedente handhaven; doch de goedkeuring van alle ware Vaderlanders, het bewustzijn van voor recht en waarheid gestreden te hebben, zal ons troosten over de miskenning en de vijandschap, die wij van wege coteries en pseudo-Vlamingen te verwachten hebben. Wat wij beoogen, kunnen wij als volgt samenvatten: In de mate onzer krachten, zonder bijbedoeling, medewerken tot het handhaven van de roemvolle overleveringen des voorgeslachts; tot de opbeuring en geestesontwikkeling van ons volk; tot de grootheid van het Vlaamsche Vaderland, - tot de ontwaking in de gloriezon van vroeger.
|
|