bespreken; eene enkele willen, wij nu slechts aanraken: de kritiek. Zonder namen te noemen moet wij verklaren, dat bevoegde mannen meer dan eens de pen hebben opgevat en puike besprekingen leverden, maar sedert eenige jaren trokken velen zich terug, juist alsof er niets meer te zeggen viel. Al wat er sedertdien over ons Nederlandsch Tooneel nog geschreven werd, waren voor het grootste deel aanbevelings- of enkel lofartikels, waar bitter weinig nut uit te trekken was én voor de toneelschrijvers én voor de tooneelspelers. De eenen zoowel als de anderen hebben daardoor dan ook hunne wezentlijke verdiensten zoo ver overschat, dat het bijna gevaarlijk is geworden nog te beproeven de juiste waarheid te zeggen, daar men zich dan blootstelt aan beschuldigingen van allen aard van wege de overbewierookten. Wij weten zulks en nogthans is het ons vaste voornemen tegen den ouden slenter in te gaan, daar wij anders geene reden van bestaan hebben. Onze onderneming is voor ons geene geldzaak, maar eene onweerstaanbare behoefte om ons Nederlandsch Tooneel, in de mate onzer krachten, zooveel mogelijk te verheffen. Ons verleden spreekt borg hoe wij die taak zullen trachten te volvoeren in de toekomst. Zonder aanzien van personen hebben we immer geschreven wat we dachten waar te zijn en dat zal onze gedragslijn immer blijven. Iets stelselmatigs zal er in onze handelwijze nooit liggen; heden, wanneer het gegrond is, zullen wij lof toezwaaien wien we gisteren, volgens ons geweten, dachten te moeten hekelen. Persoonlijkheden waren en blijven ons onbekend en onze aanmerkingen zullen nimmer van aard zijn iemand te kwetsen. De kleine zwakheden van den kunstenaar met opzet aanstippen en vooruitzetten, met verzwijging zijner goede hoedanigheden valt evenmin in ons plan; zulke kritiek is ontmoedigend en wil men de zaak dienstig zijn, dan moet de kritiek aanmoedigend wezen, zonder daarom te vervallen in blinde loftoezwaaiing.
***
Al de artisten van den Nederlandschen Schouwburg - wij denken het ten minste - behooren tot onze vrienden; als dusdanig waren we immer bereid, wanneer eene gelegenheid zich voordeed, hun die kleine diensten te bewijzen die de eene mensen de andere verschuldigd is. Het is onze wensch daar geene verandering aan te brengen, wat niet belet dat wij, eens dat er kwestie is van ons blad, den vriend moeten vergeten, om enkel den kunstenaar in het oog te hebben en hem te wijzen op zijne zwakheden en gebreken.
***
Voor den bestuurder zullen wij zijn wat hij zelf willen zal. We kunnen hem niet meer vragen dan de stipte naleving van zijn lastkohier, dat slechts het minimum bevat van hetgene de stad, in aanzien der geldelijke ondersteuning, vergen kan. Ondanks het gansch tegenovergestelde standpunt waarop wij ons bevinden, daar voor hem de hoofdzaak is: geldverdienen, en voor ons: kunst, hopen we niettemin immer in de beste verstandhouding te leven.
***
Ook den Toneelraad zouden we dit jaar wat meer teken van leven willen zien geven; dit lichaam is geroepen aan ons tooneel wezenlijke diensten te bewijzen op voorwaarde dat het werke en alle macht niet aan een of twee personen overlate.
***
Ten slotte een woord van dank aan de talrijke personen die ons door hunne inschrijvingen ondersteunden, zoodanig dat het bestaan van ons blad van nu af voor het