zegt mij dan nog eens: Is groptemenschenwerk ook niet dikwijls grootekinderenwerk? Wel, hemelkenlief! 't zijn me tegenwoordig de grappen in de wereld. Mag ik met uwe toelating eens een kijkje in die groote wereld doen en er u een staaltje uit ophalen? Ik ken in dit wereldje dagbladen, zeker geene kinderbladen, neen! want heel het land houdt er zich meê bezig en in de Staatskamer, zeker ook grootemenschenkamers, doen zij de Jupiters op hunne tronen donderen; zij zijn van eene en dezelfde partij en voeren samen eenen grooten strijd voor de heiligste zaak; goed, maar verder? - Zij maken ruzie, ruzie jaar in jaar uit, over ... thèse en hypothèse en ik weet niet wat al. Zij vliegen elkander in 't haar, en zetten heel een land overhoop; ze zijn samen, hand in hand, van huis weggegaan om nesten van felle roofvogels (lees Geuzen) uit te halen; en nu staan zij onder de boomen waar de roofvogels hunne jongen voeden, zien er naar omhoog, doch raken ondereen aan het twisten om te weten of men op den boom moet klefferen om nest en vogelen met haar en pluimt naar beneden te smijten, dan wel of men slechts van verre de nesten moet uitsteken of uitwerpen, zonder zich in gevaar te stellen op den boom hals of been te breken; daar beginnen de jongens te krakeelen, te vechten, elkander de kleeren van 't lijf te scheuren, en intusschen blijft de roofvogel in vrede en komt hun misschien onder 't vechten nog de oogen uit het hoofd pikken.
Nu, wij gaven maar, zonder kwade bedoeling, een voorbeeld dat de wereld een kinderspel is en wij dus ook onzen knikker wel mogen meêschieten. Doch hierin zullen wij trachten groote menschen te zijn en dat wij elkander zullen verstaan: wij hebben ook roofvogels uit te halen, die roofvogels van verbasterde Vlamingen en Christenen. Er zijn er onder u misschien die den boom op willen en daar het roofnest omtrekken; hun zeggen wij: kloek vooruit, de sporen aan en omhoog! Er zijn er misschien die afkomen met staken om de nesten uit te steken; goed, tracht uwen stoot niet te missen. Anderen hebben steenen of keitjes verzameld om te werpen: ook een keitje kan soms zijn doel treffen. Allen zijt gij welkom, als gij maar een handje wilt uitsteken. - Niet altijd zullen wij ééns denken op alle punten; wij verstaan dat dit onvermijdelijk is; dat er in een partij, van welke kleur ook altijd onderkleuren zullen bestaan; dat deze dikwijls nuttig zijn omdat men moet werken op alle manieren en op alle soorten van menschen.
Neen, niet altijd zullen wij als met één hoofd jaknikken of neenschudden. Zoo zal voor 't Vlaamsch, b.v., de eene wat meer, de andere wat minder willen; de eene wat meer voor gewestspraak zijn dan de andere, enz.; over al die punten zullen wij onze gedachten zeggen en gij de uwe, zoo ge wilt; doch goede vrienden blijven we; gij zijt voor het Vlaamsch, gij wilt de verheffing van de Vlaamsche taal en 't Vlaamsche Vaderland: kom bij, gij zijt een der onzen.
(Vervolg en slot).
Wij hebben u gezegd dat wij de vlag omhoog steken voor taal en godsdienst. Bijzonder voor de taal willen wij u eens zeggen wat er in de plooien onzer vlag zit, welk ons programma is en welke middelen wij zullen in 't werk stellen.
Gelijk onze prospectus het verklaarde, met ruwe bezems keren wij niet. - ‘Laat dit potje maar gedekt’ zullen wij zeggen als er in eens andermans keuken een potje wat aangebrand is en al te vuile geuren zou uitwasemen. Zacht en kalm zullen wij werken op geest en hert, vooral op den geest. Wij moeten den Vlamingen toonen dat zij gelijk hebben en hun gelijk moet hen sterk maken. Zonder eeuwig te zingen van ‘het Vlaamsch bloed dat in onze aderen kookt,’ zullen wij, kalm redeneerend, de zaak op den keper beschouwen, ze langs alle kanten ronddraaien, op alle manieren wikken en wegen, in heur eigen en in heur verband met andere groote zaken. De vooroordeelen zullen wij trachten weg te nemen, de opwerpingen onbevreesd aantasten. Zoo zeer zij wij overtuigd van de deugdelijkheid onzer zaak dat wij de studenten verzoeken, ons de