genre tempéré en genre sublime; en de verschillige letterkassen met verschillige soorten van letterteekens: ode, dithyrambe, poean, élégie, romance, chanson, poème épique, poème héroi-comique, tragédie, comédie, comédie bourgeoise, enz. enz. - zie Nyssen en Cie - en gij hebt het schoonste en treffendste beeld mogelijk van hetgene Letterkunde en Letterkunste is volgens de Poétiques en Essais de Poétique die Vrankrijk ons jonde, en die hier nu nog als evangelie gelden waneer men ze reeds lang uitgelachen en vergeten heeft in het land van hunnen oorsprong.
- Belet wel, als het u belieft, ik spreke hier tegen deze Poétiques en Essais de Poétique in concreto, geenszins tegen het zeer groot, zeer schoon, zeer eerbiedweerdig, en ook zeer noodzakelijk werk der wijsgeerte op de letterkunde en op de kunst in het algemeene, in aesthetiek, kritiek en paedagogiek. -
Wij moeten er toch bijvoegen om de waarheid te zeggen en niet te liegen, dat men hier end daar, reeds verre afgekomen is. Ja, het zal meermaals gebeuren dat aanhangers van het oude stelsel u in samensprake of redetwist menig dingen zullen toestaan: zoo zal men zeggen, b.v., sprekende van het oude stelsel: ‘Och ja, men leert dat wel, maar men moet den jongens toch iets leeren van préceptes wege, andere redens nog daargelaten. Ik geloove toch in den grond dat die verdeeling te verre gaat. Les divisions de la poésie doivent ètre plus simples, et, quant à moi, je crois qu'on peut, sans trop de romantisme, diviser la poésie en trois genres - poésie lyrique, épique, dramatique, - sous lesquels viennent se ranger ensuite un certain nombre d'espèces de poésies, dont quelques unes appartiennent peut-ètre rigoureusement soit au style simple, sout au style élevé, mais dont la plupart peuvent ètre conçues dans l'un ou dans l'autre style’
Dat heet toegeven. Doch men geve toe zoveel men wil, wat geeft dat? Het stelsel is valsch in zijn eigen, en, hoe men het ook wijzige, heel dat gebouw, regels en ordeneringen, steunt op slechte gronden.
Voor wat den vorm dier regels en stelsels betreft, hij heeft eene kluchtige eigenschap, te weten deze, dat men er altijd ja of neen kan op zeggen: hij en is niet duidelijk, nooit en zet hij zijnen zin naakt en vatbaar voor het verstand. Dit ware hem ten anderen dikwijls onmogelijk, om reden der tegenstrijdigheden en onwezenlijkheden die hij te duiken heeft. Van daar menige twijfel in de zoekende geesten en menige verlorene en onnuttige redetwist zonder einde noch uitkomst. Al en hadde men deze stelsels maar dit te verwijten, het ware van zelfs reeds genoeg op ze te moeten doemen.
Zoo moet men den zin der préceptes zeer dikkens gaan zoeken in de wijze waarop men ze toepast en in het werk stelt. Nu, indien men alzoo dat stelsel van verdeeling der poësis in zijn gebruiken en toepassen nagaat, zal men gemeenlijk ondervinden dat zijn' innige zin verstaan wordt als volgt: niet dat men door die drie namen drie verschillige uitingen, drie veropenbaringen verstaat van dat vreemd en moeilijk vatbaar dingen dat men poësis heet; maar dat alle dichterlijk gewrocht tot eene van die drie soorten moet behooren, waarvan de eerste de stukken bevat die gevoelens uitdrukken, de tweede, deze die verhalen of beschrijven, de derde, deze waar de dichter andere wezens onder elkander rechtstreeks spreken en handelen doet.
Dat er gedichten van elkeene dezer soorten bestaan en hoeft niet gezegd. Maar dat en belet niet dat die verdeeling en dat stelsel valsch is.
Het is valsch omdat het het samenleven en inloopen dezer zoogezegde dichtsoorten vergeet en geheel en gasch van kante laat: alzoo scheidt het de bepaling der poësis in het ontwikkelend verstand, belet het den innigen band te zien, b.v., van lyrism en dichterlijk verhaal of beschrijving, in andere woorden, van gevoel en schepping in het dichten; en daardoor is het de schuld dat het jong verstand, verre van naar recht en reden in zijn roeken en zoeken geholpen te worden, in de zedelijke onmogelijkheid gesteld wordt zich een gedacht te vormen van hetgene een groot deel van het onderwerp zijner studien uitmaakt, de poësis.