dwingen tot dat zij rijk en prachtig en machtig en matig en juist uwe gedachten en uwe gevoelens weergeâft.
En 'n gelooft niet, bid ik u, dat die eerste school niet en bestaat. Zij is het land meester! En gelooft niet dat zij alzoo niet te werke en gaat: Boileau leert, met honderd andere ‘meesters’ dat, achter een begin dat zelve bijkan uit den haak schijnt te zijn, dat men in eene ode moet gebaren te verdolen om dat juist à point den weg weder te vinden: Un beau désordre est un effet de l'art. Geene ware bewondering, bij gevolg, geene verrukking; - hij en weet zelfs niet dat dàt in de dichters bestaat, - maar gebaring!
In redevoeringen, handelende over Godsdienst en Vaderland, over recht en onrecht, over plicht en leven en dood, hebben groote sprekers ontsteld geweest, en hun gedacht, gelijk een stormende stroom, is buiten het open liggende bedde geloopen: Men bestudeert hunne redevoeringen en spreekt in dikke boeken, niet van grootsch gedacht, noch edel gevoel, maar van dien ‘désordre’ en men besluit: que dans la péroraison il faut un certain désordre éloquent Gebaren! - Stappen gelijk de stappen van eenen reus!
Ook en kan noch God noch ware Godsdienst in Poësis komen. Waar gevoelen, en denken over de almachtige, oneindige, goede Godheid, dat en telt noch en deugt niet:
De la foi des chrétiens les mystères terribles
D'ornements égayés (!!!) ne sont pas susceptibles.
Hij had gelijk, Boileau, volgens zijn principe, en was logiek. Alleenlijk zijn princiep en docht niet en was valsch. - Wilt men nu het logiek-zijn daar laten al het princiep aanveerden, daarom en is het princiep niet te beter. Gebaren blijft gebaren.
Daarom, jongelingen en studenten, ik zeg het u, houdt aan de goede schole, de ware! de school die de waarheid voor grond legt in alles, altijd en overal.
Leert uw eigen ontwikkelen en doet het groeien.
Leert scheppen en voortbrengen dat waar gedacht en gevoelen heeft al is het bezield door U.
Daartoe leert en studeert en wordt uwe tale machtig.
Doet het schoone, door anderen geschapen, spiegelen in uwe ziele, tot dat het in uwe ziele geprent zij, tot dat gij het schoone ziet en er het genot van hebt.
Klaus Groth, de dichter, wandelde door Brugge met eenen vlaming, en kwam op die hooge brugge - van waar men het Vrijhof, het Stadhuis, de Heilig-Bloed Kapelle en den Hallentoren kan zien, daar zij staan en spiegelen in het water van de Groene Reie, - en als zij daar een stondeke gestaan hadden, zei hij aan zijnen vriend: ‘Ga gij maar voort; Gij zijt een zuiderling en vat de schoonheid lichte, en behoudt: wij zijn Noorderlingen, en 't duurt eer die schoonheid prente in onze ziele.’
Gij moet de schoonheid doen prente slaan in uwe ziele, daartoe ze bezien, ze bestudeeren, ze ontleden, ze beminnen. Alzoo zal schoonheid met al hare gaven van leven en waarheid naar orde en harmonie en eenheid, eene hoedanigheid worden van uwen geest en hert. Gebaren blijft buiten, en ‘un beau désordre’ en heeft hier niets te doen, noch ‘un désordre éloquent.’
Ja, kunst is eene schoone zake!
Maar der is kunst en kunst; waarheid en leugen.
a. | De Vlaamsche Vlagge |
b. | Tijdschrift voor het Vlaamsch Studentenvolk. |
Motto: Met 't Kruis in top / Zoo varen wij / Door 't wereldtij / Ten hoogen Hemel op.