Het huis
Elke verkaveling herinnert aan een algemene waarheid, aan een waarheid die voor èlk huis geldt, maar die bij het zien van die rijen van kleine terreinen, ingeperkte levens, en huizen die namen willen dragen (‘onze droom’, ‘mon repos’) bijna dwangmatig opkomt: de waarheid dat een huis ook een gevangenis is. In elk huis zit een leven, zitten een paar levens bij elkaar opgesloten, sluiten levens zichzelf op, op een klein terrein, in enkele kamers, waaraan ze niet willen of kunnen ontkomen. Het huis is niet alleen iets wat verbindt - het is niet alleen vrij vestigen, het erven van een geschiedenis, samenwonen met geliefden, het gezelschap van dingen en van een plek, het thuishoren in een landschap, een stad en een gemeenschap, het verzamelen van de wereld, en wat men meer voor vriendelijks kan verzinnen. Het huis is iets wat bindt, vasthoudt, fixeert, stilzet. We zijn veroordeeld om levenslang in een huis te wonen. Elk huis is een gevangenis, elke kamer is ook een cel, dat wil zeggen tafel, stoel, kast, bed, water, en een lichaam. We zijn gewoon om vriendelijk te denken over huizen, we willen ze graag zien als plaatsen van vrijheid, helderheid, gezondheid, als decor van gelukkig leven, als kleine utopia's of als kleine paradijzen. En daarom worden licht en lucht tot diep in het huis getrokken, in ruime, witte plaatsen; het huis als open ruimte - breed open op de tuin, de omgeving, het landschap, de gemeenschap; ruimte voor circulatie, voor vrij bewegen. Gelukkige huizen zijn niet vol en donker, maar een beetje leeg, met weinig, lichte, bijna doorzichtige dingen. Geen schemering, geen (donkere) hoeken, geen sloten, geen versierde sleutels. Geen piepende kasten, geen afgesloten kamers, geen geheime vakken. Geen dubbele bodems, geen
kelders of zolders, geen geheimen. Niet dicht maar open. Vrijheid en blijheid. Het stereotiep geworden modernisme is claustrofoob - het heeft schrik van het claustro, het heeft schrik van de cel.
Maar mogelijk is er zoiets als het diep besef - een besef waarvan het zogenaamde ‘klassieke bouwen’ of tenminste het ‘klassieke wonen’ misschien iets bewaart - van het huis als een plaats die niet open maar dicht, afgesloten, donker en stil moet zijn. Het huis is niet alleen centrum, haard, tafel en televisie, iets wat naar buiten gericht is en kijkt, een plaats waar men ‘samen’ is en de wereld verzamelt. Het huis is ook krik-krak: slot, kast, kist, bed (en een oud bed is een kast die op haar rug ligt, is een