34
Aan de kant van de weg zie ik een heuveltje vol berken met een hoge steen ertussen.
‘Stoppen pappa!’ roep ik.
We lopen naar de steen. Er staat een heel verhaal op. Pappa leest de eerste regel. En dan geloof ik mijn oren niet, maar die regel herken ik. Daar begint een gedicht in mijn leerboek mee. Ik zeg het tegen pappa. Dat ik dat gedicht samen met de lerares heb vertaald. Dat het vol moeilijke woorden staat omdat het eigenlijk voor grote mensen is.
Pappa gaat door met lezen, maar hij stopt na elke regel en dan vertaal ik wat er staat.
En hier is het bosje waar de koekoek riep.
met blote voeten en kapotte rokjes
om de bessen in het bosje te plukken.
En hier was schaduw, en hier was zon,
en hier stond het vol nachtviooltjes.
mijn kinderjaren suizen er.
Het klinkt lang zo mooi niet in het Nederlands als in het Zweeds en dat van die nachtviooltjes is geloof ik fout, maar daar merkt pappa niks van. Ik zie aan zijn gezicht dat hij net zo trots is op mij als ik op hem omdat hij houtvlotter geweest is.