Gezangen der vrije-metzelaaren
(1799)–Joos Verschuere Reynvaan– Auteursrechtvrij
[pagina 178]
| |
[pagina 179]
| |
2.
Kon me ooit begeeren,
Een eêler vreugde op de aard'?
Zij komt ons leeren,
Een Vriendschap trouw van aart.
De Deugd haar ingeprent,
Is daar van 't fundament.
't Geheim doet dat verklaaren.
't Is maar aan ons bekend,
Die het bewaaren.
3.
Van oude tijden,
Was deeze Kunst bemind:
Aan alle zijden,
Was men tot haar gezind.
Van Koning Salomon,
Die haar het eerst verzon,
Zag men haar tot ons nad'ren,
Als zijnde Hij de bron,
Der Kunst der Vad'ren.
| |
[pagina 180]
| |
4.
Wij treffen Vrinden,
Alömme aan over de aard',
Waar we ons bevinden,
Die ons zijn duur en waard.
Als Broeder-Metzelaar,
Zijn ze ons een Steunpilaar:
Wat kan men meer begeeren?
Als Wiskunst-Yveraar,
Zij ons waardeeren.
5.
Kom dan Profaanen,
Zoekt steeds het Licht als wij;
Laat u vermaanen,
Omhelst de Metz'laarij:
Want gij zijt steeke blind.
Kom haast u dan mijn vrind,
Laat u door ons Verlichten;
Wij zijn niet ongezind,
U te onderrigten.
| |
[pagina 181]
| |
6.
Staakt dan uw smaalen,
Op deez' verheve Kunst,
Blijft niet rond dwaalen
In 't duister, zoekt haar gunst.
Laat 't Licht voor u opgaan,
Om eindelijk voortaan,
Vernoegt en blijd' te leven:
Zoo zult gij zijn voldaan,
En roem ons geven.
7.
Zingt nu ter eere,
De Metz'laarije in 't rond:
Haar' roem vermeere,
Nu en ten allen stond.
Viert haar met Handgeklap!
Deeze ed'le Broederschap,
Moet nooit haar' roem verslenssen:
Zij groei' ten hoogsten trap!
Dit zijn mijn wenschen!
|
|