Gezangen der vrije-metzelaaren(1799)–Joos Verschuere Reynvaan– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 45] [p. 45] Antwoord van eenen nieuwen Broeder. Op dezelfde Wijs. 1. Broeders! wil van mij verwagten, Naarstigheid, in het betrachten, Van dit Werk, zoo edel te achten: Wie zou zijn' tijd, Niet graag daarin besteên met vlijt? 2. Eertijds dwaalde ik om in 't duister; Thans ontrukt de boeie en kluister, Der Profaanen valschen luister, Zie 'k mijnen plicht Door het helderschijnend Licht. 3. Nu de Schellen van mijne oogen Vallen, zie ik het vermoogen Deezer Kunst; 'k heb mededoogen Met die nog blind, Ommedoolen als een kind. [pagina 46] [p. 46] 4. Aan mij kunt gij vrij verklaaren, 't Diep Gebeim der Metzelaaren; Nooit zal ik dat openbaaren: Mijn zuiv're trouw, Gaf nooit stof tot naberouw. 5. Dat niet één van deeze Leden, Worde ontijdig afgesneeden; Maar lang leev', vernoegd, te vreden, Tot heil der Kunst, En die deelt in uwe gunst. Vorige Volgende