Zederyke zinnebeelden, vertoont in konstplaten
(1712)–E. Verrijke– Auteursrechtvrij
[pagina 241]
| |
Wy zoeken de vrugten, en niet de stam.DE vleijers zyn als 't pluimgediert,
Dat in, en om uw boomgaart zwiert,
En die om 't zap de vrugten eeren;
Maar zo 't geluk u tegengaat,
Uw' boomtje dor en vrugteloos staat,
Dan zal 't gevley in haat verkeeren.
DAt wy ons niet lichtelyk op eene uitwendige schyn moeten betrouwen, leerd ons zelf de onbestendigheit en de begeerlykheit | |
[pagina 242]
| |
der menschen; die, alles tot hun voordeel rigtende, voor deze verdervelyken grondregel van eige belangen, zoo wel de schuldige gehoorzaamheit aan God, als de liefde tot hun evennaasten, doet wyken. Even als de vogelen, die met menigte om een karsseboom vliegen, en de stam of den boom schynen te beminnen, daar ze niet als de vrugten zoeken. Veele geeven zich geheel aan Godt over, op dat hy deeze hunne heiligheit met tydelyke gaven zou beloonen, iets aanmerkelyks voor hunne Godsdienstigheit geeven, en in magt en vermogen boven andere verheffen. Weinige onderwerpen zich ter liefde van de heiligheit aan deze wetten. Dat ze alleenlyk, God betragtende, 't gemoed van de vermaakelykheeden des waerelds aftrekken, en den ruwen weg vol ongemakken en elenden inslaan. Men vind ook veel menschen, die zich met den heiligen band van vriendtschap met andere verbinden; maar enkelyk om 'er hunne eigene belangens in te zoeken, en, wanneer z' 'er die eens in hebben gevonden, ondankbaar verlaaten en versmaaden, die ze met een geveinsde vriendschap hadden geëerd. De voornaamste van deeze zyn de vleyers, die niets met hunne vrienden doen, of 't dient tot hun eigen gemak en voordeel. Zy verbeelden in den ommegang en gemeenzaamheit de opregte nederigheit, om te veiliger te bedriegen. Zy zweeren als slaaven dat het waar is, al 't geen een ander zeid, om hun gebrek of eerzucht te verzadigen; maar met het veranderen van hun | |
[pagina 243]
| |
lotgeval, veranderen ze ook van gedaante: want ze hadden zich niet aan 't ongelukkige, maar aan 't gelukkige geval overgegeeven. Hier in die vogelen weder gelyk, dewelke den boom, van zyne vrugten berooft, en door de strengheit des winters verdord, met een scheef gezigt aanzien, en minder komen bezoeken, als toen ze met bladeren en vrugten belaaden was. |
|