Zederyke zinnebeelden, vertoont in konstplaten
(1712)–E. Verrijke– Auteursrechtvrij
[pagina 230]
| |
Tot dat ze 't zal hebbe geraakt.IK voel myn hert door God genaaken,
En dryf myn pyl door d'ope lucht,
Geen fel Tempeest stuit zyne vlugt:
Ik zal het eeuwig doelwit raaken:
Myn hoop gebouwd op Jezus bloedt,
't Gebrek van myne kragt voldoet.
't LUst my nochmaal, het leeven by een pyl te gelyken; maar een zodanige, die tot zyn doel gericht, zoo lang door de lucht | |
[pagina 231]
| |
vliegt, tot dat ze ter gewenschter plaatze is gekomen. Wanneer ze van een starken boog word geschooten, dringt ze lichtelyk door de winden en slagregens, welke zich tegen zyn doortocht stellen, en rust noch vertoeft niet, na 't doel snellende, waar na ze door de schutters hand is gericht en geschooten. Wy, die de Goddelyke glorie tot ons doelwit hebben, moet niets in de weeg zyn of verhinderen, hoewel de waereld, en al de inweezende boosheit, zich tegen dit loffelyk voorneemen stellen, maar met allen ernst en wakkerheit het voorneemen vervolgen, waar door wy na dit heilig doelwit streeven. Indien wy door tegenheden worden verhinderd, indien de haat en laster, altyt de vyanden der geenen die de Godzaligheit zoeken te betragten, zich tegen ons stellen, en zelf onze eige zwakheit, ons voorneemen schynt te verydelen, zoo moeten wy 't nochtans vervolgen, tot dat wy dit heildoel hebben getroffen. Geen tegenheden zullen onzen yver uitblusschen, dewyl onze gebeden veel machtiger als de pylen, 't geweld der ontmoetende Tempeesten doordringen, en zelf starker, door de tegenheeden aangemoedigt, tot hun doel snellen. Wat glorie zal 't weezen, dit schoone voorneemen, van God in ons herte geleid, met een voortreffelyke daad te bekroonen; maar, indien 't gebeurd, dat wy niet t'eenemaal gelukkig na dit doel schieten, zo is God met de inwendige begeerte van ons gemoed voldaan, en komt onze zwakheit te hulp, dewelke, op de voorbid- | |
[pagina 232]
| |
dinge, en de verdiensten van Jezus Christus steunende, eindelyk het uitterste einde, het onsterffelyk doelwit verworven hebbende, tot de eeuwige glorie zal verheeven worden. |
|